dinsdag 1 januari 2019

Loslaten is het woord voor mij in 2019

De eerste dag van het nieuwe jaar. Vol verwachting beginnen mensen aan de goede voornemens die ze zichzelf gesteld hebben. Om in de loop van het jaar, vroeger of later, te ontdekken dat het toch niet lukt. Losers? Nee, ze hebben het in elk geval geprobeerd. Alleen: waarom lukt het niet? Bij mij is dat omdat ik te snel de moed opgeef, aangewakkerd door dat venijnige stemmetje dat me inwrijft: zie je wel je bent een mislukkeling. Houd er maar mee op, want het wordt nooit wat.

Toch zijn er momenten geweest waarop ik dat stemmetje wel de baas was. Toen ik stopte met roken bijvoorbeeld. Doe alle rookwaar het huis uit, luidde het advies. Maar dat deed ik juist niet. Het laatste pakje shag lag op de schoorsteenmantel en dat bleef daar liggen. IK bepaalde zelf dat ik niet ging roken. En juist dat pakje dat daar lag maakte me sterker: ik voelde me geweldig dat ik het kon laten liggen, het gaf me zelfvertrouwen en extra kracht. Geen stemmetje dat me aan het twijfelen kon brengen.

Ik heb nog niet veel voornemens voor het komende jaar en als ze er al zijn dan zijn ze nogal abstract. Geen meetbare doelen in de vorm van gelezen boeken of afgevallen kilo's. Maar het tot zwijgen brengen van dat irritante stemmetje dat me het plezier in het leven probeert te ontnemen. En niet al het leed van de wereld op mijn schouders nemen. Dat laatste klinkt zwaarder dan het is, maar ik heb wel steeds de neiging om altijd klaar te staan bij elke hulpvraag of zelfs zonder vraag, als ik denk dat ik kan helpen. Misschien ervaren anderen het juist wel als bemoeizucht. Dus selectiever worden, alleen de mensen die me dierbaar zijn ter zijde staan en al het andere aan anderen overlaten.

Van het nieuws in krant en op tv word je niet vrolijk. Wie daarvoor gevoelig is, zoals ik, kan er niet goed meer tegen te zien wat mensen in de wereld elkaar allemaal aandoen. Oorlogen, hongersnood, terreur, natuurrampen ten gevolge van de klimaatveranderingen, misdaden, maar ook dichterbij: het afbreken van de verzorgingsstaat en het vergroten van de kloof tussen arm en rijk, gebrekkige gezondheidszorg, geweld tegen hulpverleners, extreem vandalisme, drugsgebruik, kindermishandeling en nog veel meer. Je kunt je ogen er niet voor sluiten. Het doet me allemaal pijn en verdriet en vaak word ik er machteloos opstandig van. Maar helpt dat? Kan ik er echt iets aan veranderen?

Het zal niet eenvoudig zijn, maar ik moet loslaten. Een van mijn onlangs geformuleerde leefregels is: Aanvaard wat je niet veranderen kunt en richt je op de dingen waar je wel invloed op hebt. Want wie heeft er iets aan als ik verdrietig ben of me vreselijk opwind over zaken waar ik geen invloed op heb? Het kost me heel veel energie, zonder dat het iets oplevert. Die kan ik beter ergens anders voor gebruiken.

Zo zijn er ook minder urgente dingen die me belemmeren door mijn drang anderen te helpen. Ik voel me verplicht elke enquête of elk review in te vullen, veel petities te tekenen, op elke vraag waar ik het antwoord op weet op Twitter, dat ook te geven. Om oude boeken niet weg te doen, omdat er soms nog wel eens iemand naar vraagt op Boekwinkeltjes. Ik las laatst ergens dat de drang om altijd maar anderen gelukkig te maken te maken heeft met het voorkomen dat anderen zich net zo ongelukkig zouden kunnen gaan voelen als jijzelf. Ik herken dat wel van mijn pubertijd, toen zat ik ook niet lekker in mijn vel, maar iedereen genoot van mijn humor en mijn leuke invallen. Terwijl ik van binnen doodongelukkig was.

Als ik het bovenstaande probeer samen te vatten: mijn goede voornemens zijn dat innerlijke stemmetje herkennen en het zwijgen opleggen. Niet zo veel voor anderen denken en leven. Mijn ogen proberen te sluiten voor het grote leed in de wereld waar ik geen invloed op heb en me richten op wat ik wel kan veranderen, ook al is het maar een klein beetje. Als iedereen dat zou doen, zou er vast minder leed in de wereld zijn. Niet steeds in de hulpmodus schieten, dat bewaren voor wie me echt aan het hart gaat in familie en kennissenkring. Ook bij het opruimen van mijn huis: niet alles bewaren omdat er misschien ooit nog eens iemand om zal vragen.
Maar het gaat nog verder: niet elke enquête hoeft per se door mij ingevuld te worden. Niet elk verzoek om vogels, vlinders, bijen etc. te tellen hoeft gehonoreerd te worden. Alleen als ik er toevallig echt zin in heb.

Ik heb geen vuurwerk afgestoken. Moet ik dan de resten opvegen straks omdat ik nu eenmaal vroeg op ben en om te voorkomen dat kinderen zich verwonden? Voor zulke dingen voelde ik altijd een morele verplichting. Dat moet maar eens afgelopen zijn. Nu zijn de anderen aan de beurt. Als ik zin heb om even actief buiten bezig te zijn, kan ik beter in mijn eigen tuin aan de gang gaan.

Loslaten is het woord voor 2019 voor mij.

© Jannie Trouwborst, januari 2019.

maandag 31 december 2018

Het roer moet om deel 2: Ondertussen

Eerst wil ik iedereen bedanken die de moeite nam om me een hart onder de riem te steken. Ik heb daar zeker steun aan.  Maar ik schrok er ook een beetje van. Ik zit in de put, ben somber, moedeloos en bang dat het erger wordt als ik niets onderneem, maar ik ben niet depressief. Zo erg als 25 jaar geleden, is het niet en laat ik het ook niet meer worden. Dus niemand hoeft zich zorgen te maken. Ik wil alleen uitleggen waarom ik volgend jaar veel minder boekrecensies zal schrijven. Maar ook om het voor mezelf al schrijvende duidelijker te krijgen hoe ik mezelf weer uit de put krijg.

Drie lijstjes

Sinds half november ben ik achter de schermen druk bezig geweest. Om te beginnen heb ik 3 lijstjes gemaakt. Eentje met wat er allemaal goed gelukt is in het afgelopen jaar, eentje met alles waar ik dankbaar voor kan zijn en tenslotte eentje met mijn wensen en dromen voor de toekomst. Verhelderend was dat zeker, al zaten er ook haken en ogen aan.

Van het lijstje met wat er allemaal gelukt en gedaan is, kun je alleen maar blij en trots worden. Het begon aarzelend en werd vervolgens elke dag iets langer. Als je eenmaal in de positieve modus staat, komt er steeds meer naar boven. Maar als ik het achteraf nog eens bekijk, zit er ook een valkuil in. Er staan ook een aantal zaken op waarvan dat irritante stemmetje binnenin me zegt: heel normaal hoor dat je aan je verplichtingen voldoet of “regelmatig” wandelen of Qigong oefeningen doen is natuurlijk niet goed genoeg. Ik zal moeten leren dat stemmetje te negeren. Daarnaast viel me op dat er meer acties op staan voor anderen of als verplichting en erg weinig waar ik zelf het meest van genoot.
Ik bewaar hem, maar ga het dit jaar anders doen. Ik heb een grote glazen pot en zodra er iets is wat fijn, leuk, bijzonder voor me is, schrijf ik het op een gekleurde post-it, vouw die tweemaal dubbel en doe die in de pot. Ik deed dat al eens eerder en het was zo geweldig om op Oudejaarsavond de pot om te keren en alle briefjes te lezen, over de eerste krokus, die mooie film, dat lieve briefje van een kleinkind, de geslaagde vakantieweek met de Tai Chi club. Om het oude jaar goed af te sluiten en het nieuwe met vertrouwen tegemoet te zien.

Ook het lijstje met alles waar ik dankbaar voor zou moeten zijn, heeft een valkuil. Aan de ene kant helpt het je om positiever naar je omgeving en omstandigheden te kijken, maar aan de nadere kant (daar heb je dat stemmetje weer) voel je je schuldig dat je dan zo zit te zeuren over somberheid. Ook dat lijstje zal ik bewaren,  want als het me lukt het stemmetje te negeren, kan ik er veel troost uit halen.

Dan het laatste lijstje: mijn wensen en dromen voor de toekomst. Ik heb mezelf de vrijheid gegund om alles op te schrijven wat me te binnen schoot en niet bij voorbaat al te piekeren over beren op de weg. Het is ook best een aardige lijst geworden, een goed teken, want als je niets meer te dromen of wensen weet te verzinnen, dan is het echt mis.

Het is ook een hele varieerde lijst. Er staan hobbyzaken op, verbeteringen van mijn gezondheid, opruimklusjes, persoonlijkheidsaspecten waar ik iets aan wil doen, kortom van alles wat. Maar wel nog in vage bewoordingen: een LAW-vakantie plannen, mijn conditie verbeteren, tijd vrijmaken voor echte ontspanning, positiever over mezelf denken, mijn genealogieverzameling ordenen, meer autorijden (is nodig hier en ik vind het nog steeds stressvol) en zo nog een heleboel. De lijst ligt er en nu is het een kwestie van kiezen en dan uitwerken hoe. Niet dat het daarmee allemaal ineens simpel is. 

Het vervolg

Een en ander heeft ook gevolgen voor mijn activiteiten op mijn blogs (Mijn Boekenkast, Verbeelding en historie, Wandelen in Zeeuws-Vlaanderen ). Daarover in het laatste deel van deze serie, want ik ben er nog niet helemaal uit. Voor dit moment geldt: vanaf morgen staat de pot voor de blije briefjes klaar. En ik ga werk maken van mijn grootste belemmeringen: positiever over mezelf denken, negatieve gedachten en zorgen minder kans geven en mijn innerlijke criticus het zwijgen opleggen.

Dat lijkt me voorlopig meer dan genoeg om mee bezig te zijn. Wordt nog één keer vervolgd dus.

© Jannie Trouwborst, december 2018.

zondag 23 december 2018

Het roer moet om deel 1: de geschiedenis herhaalt zich

Het wordt tijd dat ik aan mijn stukje begin over wat ik ga doen aan de onbehaaglijke gevoelens die me belemmeren om zo onbekommerd mogelijk te genieten van mijn oude dag. Ik heb een leven lang keihard gewerkt, voor mijn gezin, voor mijn werkgevers, voor anderen. Plichtsgetrouw en perfectionistisch en nu ik met pensioen ben, maak ik er naar mijn gevoel een zooitje van. Ik zou kunnen doen waar ik zin in heb, maar dat is het vreemde: dat doe ik niet. Ik kan nergens meer gepassioneerd door raken en stort me vooral in zelf oplegde, nieuwe verplichtingen, waarvan ik me steeds meer af ga vragen waarom ik dat doe en hoeveel plezier die me nu eigenlijk geven. Met als basis: ik moet nuttig bezig zijn, vooral voor anderen.

Ik moet boekrecensies schrijven om lezers aan mooie boeken te helpen en schrijvers aan lezers. Ik moet blogjes schrijven over mooie wandelroutes om wandelaars een plezier te doen en nieuwe natuurgebieden te laten ontdekken. En blogs over films en theaterstukken die ik zag en aan anderen aan wil bevelen. Als ik wandel moet er een vuilniszak mee om de achtergelaten troep van anderen onderweg meteen op te ruimen. En dat zijn dan nog dingen die niet bij voorbaat vervelend zijn, al veranderen ze wel de beleving van de onderliggende activiteiten: onbekommerd wandelen en van de natuur genieten en lezen zonder voortdurend alert te zijn op wat er in een recensie moet komen te staan.

Daarnaast is er de opruimplicht in huis. Ik wil mijn kinderen niet achterlaten met de enorme hoeveelheid troep die ik in de loop van tientallen jaren verzameld heb. Kasten vol boeken en dozen vol foto's en dia's, zowel van mijzelf, als van mijn ouders en grootouders. En papieren, heel veel papieren. Sommige stukken zijn waardevol voor het nageslacht. Die zitten veelal al in een grote hutkoffer voor het genealogisch onderzoek. Maar er moet ook nog heel veel uitgezocht worden en weggedaan. Zonder voorwerk zouden mijn kinderen de berg niet meer kunnen overzien en vermoedelijk dingen wegdoen die nu juist bewaard zouden moeten worden. Uit pure wanhoop omdat het veel teveel is om in hun drukke levens zelf nog uit te zoeken.

Dan de tuin: de natuur bekommert zich niet om mijn gemoedstoestand en groeit vrolijk door, zolang ik niet ingrijp. Sommige kruiden grijpen hun kans, planten zaaien zich uit, fruitbomen vertonen scheuten en zijtakken die gesnoeid hadden moeten worden, de moestuin is overgenomen door van alles dat door anderen onkruid wordt genoemd, maar dat voor mij juist zulke mooie bloemen heeft of goed is voor de bijen, alleen: het weet geen maat te houden en staat elkaar te verdringen.

En zo sta ik elke ochtend moedeloos op: waar moet ik beginnen? Meestal worden dat de nuttige dingen: de was, de bedden verschonen, de administratie doen. Goed bezig, schouderklopje. Sinds kort is ook het dagelijkse wandelingetje tot de categorie nuttig verklaard, ook als ik geen flesjes of blikjes loop te rapen: het is nodig voor mijn gezondheid en die begint natuurlijk met het vorderen van de leeftijd steeds meer barstjes te vertonen. Dat geldt ook voor de Qigong oefeningen die me helpen soepel te blijven en mijn maalstroom aan gedachten even stop te zetten. Nuttig en noodzakelijk, maar met plezier? Niet altijd, want het nuttige effect toont zich alleen, als ik het een poosje oversla: rugpijn zonder de Qigong en slapeloosheid zonder de nodige hoeveelheid zonlicht overdag.

Als je niet tijdig iets aan ontspanning doet, gaat het niet goed, dat weet ik uit het verleden. Ik herinner me de periode dat mijn drie kinderen een voor een de deur uitgingen, dat er meer ruimte kwam voor wat ik zou graag zou willen doen en dat ik in een diep gat viel. Ik had mijn levenstaak volbracht: ik had mijn kinderen opgevoed tot waardevolle mensen voor onze maatschappij, die hopelijk een goede eigen weg in het leven zouden kunnen vinden. Ik was overbodig geworden. Mijn werk beviel me niet meer na een niet gewenste interne overplaatsing, maar hield me nog even op de been tot ik begreep dat niemand onmisbaar is en ook ik best gemist kon worden. Hoog tijd om na te denken over wat IK dan graag zou willen doen en toen kwam de grote klap: ik was zolang nuttig bezig geweest voor anderen, dat ik geen flauw idee meer had waar ikzelf plezier aan kon beleven. O, ik probeerde wel van alles, maar niets was meer leuk, ik had nergens meer zin in. Sloot me steeds verder af voor alles en iedereen, meldde me ziek op het werk en zat maandenlang thuis wezenloos voor me uit te staren.

Een vreselijke periode. Een paar gesprekken (max. 6 was toegestaan door de zorgverzekering) met de psycholoog leverden me weinig op. Medicijnen tegen depressiviteit wilde ik niet, bang voor de bijwerkingen of de onderdrukking van wat ik zelf moest zien op te lossen. En zo kwam uiteindelijk het wandelen op mijn pad. Ik wist mezelf ertoe te bewegen elke ochtend mijn wandelschoenen aan te trekken en te gaan lopen, zonder voorop gesteld plan. De eerste tijd liep ik onderweg alleen maar te huilen. Maar langzamerhand ontwikkelde zich aandacht voor de mooie omgeving van Voorne-Putten en werden mijn wandelingen langer, verzamelde ik historische gegevens van alle plekken en plaatsjes waar ik kwam. Maakte ik wandelroutes en beschreef wat er te zien was. Ik kreeg het gevoel weer nuttig bezig te zijn, weer iets zinvols voor anderen te kunnen doen.

Toen de tijd rijp was om contact op te nemen met het Recreatieschap, was ik bloednerveus. Kan ik dit wel? Maar ik voelde dat het mijn leven een goede wending kon geven, als ik de moed opbracht het gesprek aan te gaan. En dat deed het. In de jaren daarna schreef enkele wandelboekjes, zowel voor Voorne-Putten, als later met nog meer plezier voor de Hoeksche Waard. Ik zie ze zeer zelden: de mensen die genieten van die tochtjes en interessante weetjes lezen over de omgeving. Maar het geeft een goed gevoel te weten dat ze er zijn.

Dat was toen. En nu? Opnieuw een crisis, misschien minder heftig, maar wel weer verlammend. Daar moet iets aan gebeuren voor ik helemaal afglijd en het echt niet meer zie zitten. En weer zal ik het zelf op moeten lossen. Schrijven heeft me in het verleden enorm geholpen. En dat zal het nu ook. Ik voel het en weet het zeker. Wordt vervolgd.

© Jannie Trouwborst, december 2018.

vrijdag 21 december 2018

Het kerstdiner: Francine

Wonderbaarlijk, dat het ze toch gelukt is om weer zoveel familieleden bereid te vinden om naar hun kerstdiner te komen als je bedenkt in welke chaos het vorig jaar geëindigd is. Het is me nog altijd niet duidelijk wat er nu precies gebeurde, maar het moet gekomen zijn door een opmerking van oom Freek. Aan het eind van de lange tafel ontstond een verhitte discussie, die de gemoedelijke conversatie tussen de andere leden van het gezelschap deed verstommen.  Steeds meer mensen gingen zich ermee bemoeien: om te sussen of juist olie op het vuur te gooien. Er werd geschreeuwd en met vuisten gezwaaid, stoelen vielen om, er klonk glasgerinkel. Het laatste wat ik zag, was dat oom Freek bevend in een hoek van de kamer toekeek en huilde.

Ik heb me er niet in gemengd, griste mijn jas van de kapstok en ben vertrokken. Zonder afscheid te nemen. Ik had dan ook niet verwacht dat ik ooit nog een uitnodiging zou krijgen. En toen die een paar weken geleden toch kwam, wist ik niet zo goed wat ik zou doen. Onze familie is niet zo close. Eigenlijk zien we elkaar alleen op begrafenissen en beloven dan steeds om ook op andere, prettiger momenten weer eens bij elkaar te komen. Daarom leek het kerstdiner zo’n goed idee. Maar aangezien er dit jaar niemand is overleden, heb ik nog steeds geen idee wat er nu precies aan de hand was. Mijn nieuwsgierigheid heeft het uiteindelijk gewonnen van mijn angst voor onenigheid.

Door de verlichte ramen zie ik dat het al flink druk is binnen. Ik wacht even met aanbellen en kijk toe. Wat zijn we inmiddels met veel! Ik ken ze niet eens allemaal van naam en sommigen herken ik totaal niet. Nieuwe aanhang? Of zijn ze veranderd in de loop van de vele jaren dat ik geen contact met ze had? Tijdens zo’n uurtje in de koffiekamer van het uitvaartcentrum, als er ook veel vreemden rondlopen, is het niet altijd duidelijk wie er bij de familie hoort.

De hand waarmee ik bel, trilt. Ik haal diep adem. Kom op zeg: er wordt gelachen binnen, er is muziek, de tafel is feestelijk gedekt, ik kan altijd vluchten, als het weer fout gaat. Vooruit, mijn zondagse gezicht opzetten. Net op tijd: daar zwaait de deur open en voor ik het weet, is mijn jas aangepakt en sta ik in de hal handen te schudden en knuffels in ontvangst te nemen. Men heeft er zin in. Nu ik nog.

We gaan tafel. Bij elk bord staat een naam. Heel verstandig. Ze zullen er wel voor gezorgd hebben dat de ruziezoekers van vorig jaar niet bij elkaar in de buurt zitten. De stoelen aan beide zijden van mijn stoel zijn nog leeg. Links van mij zit Joep en rechts Francine, lees ik. Het zegt me niets, ik kan me niet herinneren dat ik een van beiden ooit ontmoet heb. Terwijl ik bij mijn schoonzus aan de andere kant van de tafel naar de kinderen informeer, heeft Joep zijn stoel gevonden. Een man van middelbare leeftijd met een driedelig kostuum en gouden manchetknopen. Elegant, maar ook wat afstandelijk. Hij blijkt de partner van een van mijn nichtjes, die minstens 20 jaar jonger is.

Dan komt ook Francine bij haar stoel aan. Ze legt haar hand op mijn schouder en noemt me bij mijn voornaam. Ik ben wat verbaasd, herken haar niet, maar bedenk dan dat mijn naam op het kaartje voor mijn bord staat. Het is een flamboyante verschijning, ze doet me denken aan Mathilde Willink. Haar jurk moet wel haast bij Fong Leng vandaan komen: goudkleurig, met een strak lijfje en een uitlopende, klokkende rok met afbeeldingen van panters en pampagras. Op de mouwen een rij strikjes en roesjes. Het lange blonde haar is gevlochten en als een krans om haar hoofd gelegd. De make-up is overdadig, vooral rond haar ogen. Ik moet erg verbaasd naar al dat vertoon gekeken hebben, want ze glimlacht me toe en drukt even geruststellend mijn hand. Haar bruine ogen twinkelen.

Ik kijk de tafel rond. Sommigen staren in onze richting, anderen praten geanimeerd met hun tafelgenoten. Het voorgerecht wordt binnen gebracht. Ik voel me ongemakkelijk. Links Joep die niet erg veel trek in converseren lijkt te hebben en rechts Francine tegen wie ik niet weet wat te zeggen. Het is een opluchting als zij het gesprek begint.

“Je herkent me echt niet hè? Geeft niet hoor, komt straks wel goed.” Die stem, die ogen. Ik kijk verward weg, zie de hand die naast de mijne op tafel ligt. Lange, slanke vingers met fraai bewerkte nagels: paars met witte stipjes. Haar handen lijken groot, maar passen eigenlijk wel bij haar rijzige gestalte. Een vreemde vrouw. Waarom herken ik haar dan niet? Zo iemand vergeet je toch niet snel?

Joep heeft een gesprek aangeknoopt met zijn andere tafelgenoot en Francine vraagt me naar mijn werk. Ik ratel er op los, terwijl mijn hersenen blijven malen. Als ze schaterlacht om een van mijn opmerkingen, stokt mijn adem. Enkele gasten kijken verbaasd onze richting op. Ik kijk opzij, ontmoet weer die twinkelende bruine ogen en dan begint het te dagen. “Ja”, zegt ze ernstig.

Het voorgerecht is op. Onze gastheer staat op en brengt een toast uit. “Op de gezondheid en het geluk van iedereen hier aanwezig”, zegt hij plechtig. Hij is blij dat we weer met zovelen aanwezig kunnen zijn, maar merkt op dat we ook mensen missen. Dit jaar gelukkig niet vanwege sterfgevallen, maar ja echtscheidingen gaan ook gewoon door. En sommigen familieleden hebben aangegeven dat ze niet meer willen komen na het dramatische einde van het vorige kerstdiner. “Gelukkig mogen we ook weer nieuwe familieleden en partners begroeten. Maar naast alle baby’s en nieuwe partners wil ik jullie kennis laten maken met een heel speciale gast. Sommigen hebben haar het afgelopen jaar al eens ontmoet. Zij wil zichzelf nu graag voorstellen aan iedereen.” Hij maakt een uitnodigend gebaar: “Francine, ga je gang”.

De hand naast mij op tafel trilt. Langzaam komt ze overeind, kijkt de tafel rond, ik zie haar slikken. Het wordt doodstil. Sommigen knikken haar bemoedigend toe, anderen kijken verbaasd of argwanend. Na een diep zucht begint ze:

“Wat ik jullie vanavond te vertellen heb, is moeilijk voor me, maar waarschijnlijk ook voor sommigen van jullie. Dat begrijp en respecteer ik. Ik wil jullie alleen vragen te wachten tot ik uitverteld ben. En om daarna te kiezen tussen het kerstdiner gezellig voortzetten of voortijdig te vertrekken.  Het spijt me dat het kerstdiner vorig jaar zo vervelend geëindigd is. Ik voel me daar deels verantwoordelijk voor. Dat moet nu anders.”

Terwijl ze spreekt, verschijnen er denkrimpels, worden wenkbrauwen gefronst. Nichtjes en neefjes beginnen nerveus te giechelen. Sommigen glimlachen naar haar. Een enkeling slaat afwerend zijn armen over elkaar. Het besef begint door te sijpelen.

Het is al ver na middernacht als er luidruchtig en vrolijk afscheid wordt genomen. “Volgend jaar bij mij”, roept één van de gasten. Opluchting overheerst. Toch zullen sommige familieleden er volgend jaar waarschijnlijk niet meer bij zijn. Ze zijn direct na de toespraak vertrokken, zonder heibel gelukkig.

Wie bleef, was verbaasd, ontroerd, nieuwsgierig,  of verward. Maar Francine was weer de warme, begripvolle persoon die ze altijd al geweest is. Ze hielp haar familieleden over hun schroom heen.

“Jullie moeten mij deze outfit maar niet kwalijk nemen”, besluit ze bij het afscheid. ” Deze overdaad aan kleding en make-up was even nodig als vermomming. Om niet meteen weer een rel te veroorzaken. Het was voor mij de enige manier om erachter toe komen wie van jullie mij zouden kunnen accepteren om wie ik ben, los van hoe ik er uit zie." 

© Jannie Trouwborst, december 2018.

dinsdag 6 november 2018

Diederic van Assende - Floris ende Blanchefloer

Diederic van Assenede 

Het zijn feiten die ik achteloos opsloeg bij de lessen literatuurgeschiedenis op de middelbare school: Diederic van Assenede schreef in de 13de eeuw een liefdesgeschiedenis in Middelnederlands met de titel Floris ende Blanchefloer. Dat was een belangrijk feit, omdat hij daarmee de basis legde voor literatuur in de volkstaal. Vaag ken ik het verhaal nog, maar verder bleef het één van de vele feiten die je nu eenmaal diende te onthouden.
Daar kwam verandering in toen wij naar Zeeuws-Vlaanderen verhuisden. Vlakbij, net over de grens in Oost-Vlaanderen, ligt Assenede: een van de oudste gemeenten van Vlaanderen met een geschiedenis die terug gaat tot de tiende eeuw. Op het Marktplein viel mij een beeld op van een lezende man op een bankje voor de kerk en plotseling viel het kwartje: Diederic van Assende! En ook de daarbij behorende feiten borrelden op. Plotseling werd de auteur en zijn geschrift meer dan een abstract gegeven uit een studieboek.

Diederic van Assenede (Assenede, ca. 1230 – 1293) was klerk van de graaf van Vlaanderen van 1260 tot 1280 en schreef daarnaast literatuur. Hij speelt een belangrijke rol in de emancipatie van de Nederlandse literatuur aan het Vlaamse hof. Met het liefdesgedicht Floris ende Blanchefloer legde hij de weg open voor de eerste volkstalige literatuur in het graafschap Vlaanderen, dat als leenheerlijkheid van Frankrijk Frans als voertaal had.

Floris ende Blanchefloer


Werktekening
Floris ende Blancefloer is de Middelnederlandse vertaling/bewerking door Diederic van Assenede van de Oudfranse roman in verzen Floire et Blanceflor (ca. 1150-1160). Naar eigen zeggen heeft Diederic zijn vertaling vervaardigd voor een publiek dat het Frans onvoldoende machtig was om dit verhaal in het origineel te kunnen begrijpen: "Dien seldijs danken ghemeenlike / Dat hijt uten Walsche heeft ghedicht / Ende verstandelike in Dietsche bericht / Den ghenen diet Walsche niet en connen (ed. Mak, r. 24-27).

Het verhaal gaat als volgt:

Blancefloer, een christelijk meisje, groeit op aan het hof van een islamitische koning in Spanje. Aan het hof ontstaat er een hechte vriendschap met de zoon van de koning, Floris. Wanneer de koning en de koningin ontdekken dat hun vriendschap is overgevloeid in liefde, besluiten ze in te grijpen. Ze bedenken een list om de liefde tussen Floris en Blancefloer te dwarsbomen. Floris’ ouders sturen hem naar het buitenland om te gaan studeren en verkopen ondertussen Blancefloer als slavin aan rondreizende kooplieden. Een schitterend, maar leeg, graf moet Floris ervan overtuigen dat Blancefloer dood is.
Floris is zo droevig dat hij zelfmoord wil plegen. Daarop besluiten zijn ouders om hem de waarheid te vertellen. Vervolgens gaat de jongen op zoek naar zijn geliefde. Tijdens zijn zoektocht ontdekt hij dat Blancefloer, samen met 140 andere vrouwen, wordt vastgehouden in de ‘vrouwentoren’ van de emir in Babylon (gelegen in Mesopotamië, het tweestromenland).
Detail borduurwerk

Ieder jaar kiest de emir een van die vrouwen tot zijn nieuwe echtgenote en laat hij de vorige doden. Volgens alle gegevens die Floris verkrijgt, wordt zijn Blancefloer de nieuwe uitverkorene van de emir. De vrouwentoren waarin Blancefloer verblijft, wordt heel zwaar bewaakt. Maar de waard van de herberg waar Floris logeert, vertelt hem over het zwakke punt van de poortwachter van de toren: hij is bezeten van het schaakspel én van geld. Met deze informatie in het achterhoofd nodigt Floris de poortwachter uit voor enkele spelletjes schaak, die hij allemaal wint. Hij houdt echter niet het gewonnen geld, maar schenkt dit aan de poortwachter. Floris wint tevens het laatste spel. Als wederdienst belooft de poortwachter hem eeuwige trouw, waarvan Floris listig gebruik maakt. De poortwachter smokkelt Floris in een mand met bloemen naar binnen.
De twee geliefden worden herenigd maar wanneer de emir hen samen in bed betrapt, wil hij hen met het zwaard doden. Tijdens een openbare rechtszitting die hierop volgt, worden alle aanwezigen ontroerd door de sterke liefde tussen Floris en Blancefloer, waarop de emir het jonge paar vergeeft. Floris en Blancefloer trouwen en op hun bruiloftsfeest verneemt Floris dat zijn ouders overleden zijn. Daarop keren de geliefden samen terug naar Spanje, waar Floris zijn vader opvolgt als koning en hij zich samen met zijn onderdanen laat dopen. Blancefloer schenkt hem een dochter, Bertha met de grote voet, die later de (legendarische) moeder van Karel de Grote zal worden. (Samenvatting Wikipedia).

Het tapijt van Assenede


Borduursters aan het werk
Het verhaal wordt op dit moment omgezet in een ambitieus borduurproject waar 70 borduursters uit de streek aan meewerken. Het zal uitmonden in een wandtapijt van ca. 100 meter lang, met 85 verhaaltaferelen, geborduurd op panelen van ieder 95 cm lang en 90 cm hoog. 60 Afgewerkte exemplaren en zo'n 25 werktekeningen worden nu al tentoongesteld en zijn nog te zien tot 26 januari 2019 in Museum Het Warenhuis te Axel (KLIK HIER). 

In de filmzaal van het museum wordt het verhaal, aan de hand van de werktekeningen en met de bijbehorende teksten, verteld en vertoond. Het verhaal komt zo echt tot leven en wie vervolgens de lange rij reeds geborduurde taferelen bekijkt, krijgt bewondering voor de creativiteit en het vakmanschap van de deelnemende borduursters. Deze tijdelijke tentoonstelling Floris ende Blancefloer, the making of... gaat vergezeld van demonstraties, workshops en lezingen.
Uiteraard is dit project mede geïnspireerd door het bekende Tapijt van Bayeux van 1075. Wie meer interessante feiten over de achtergronden van het project wil weten kan dat vinden op http://www.tapijtvanassenede.be/tapijt.html. 

De Middeleeuwen bekeken vanuit Floris ende Blanchefloer

Diederic van Assenede
Op 14 november a.s. gaat Prof. Jozef Janssens in op het verhaal Floris ende Blancefloer, bekeken vanuit de middeleeuwen. Elk literair werk is een product van zijn tijd. Wat roept het woord 'middeleeuwen' op? Kastelen en ridders in harnas? Jonkvrouwen die smachtend luisteren naar troubadoursliederen? Kruistochten en wapengekletter? Magie en bijgeloof? Vreemde interpretaties van de werkelijkheid?
Interessant voor een ieder die meer wil weten over de tijd van Diederic van Assenede in deze streek. Aanmelden kan via:  info@hetwarenhuis.nl.

En voor wie de tentoonstelling wil bekijken: de openingstijden van het museum zijn woensdag tot en met zaterdag van 11.00 uur tot 17.00 uur. Extra geopend op dinsdag 2 januari. MJK geldig. Adres: Markt 2 te Axel.

© Jannie Trouwborst, november 2018.

zondag 12 augustus 2018

The Bookshop, de film of het boek

Als ik genoten heb van een boek, twijfel ik altijd een beetje of ik de film die er daarna van gemaakt is, nog wel wil zien. Tijdens het lezen heb ik mijn eigen beelden gevormd van de hoofdpersonen en hun omgeving. Ik heb ervaren hoe de spanning zich opbouwde, herkende het thema, doorgrondde gaandeweg de karakters van de hoofdrolspelers. 
Maar dan komt de film: hoe strikt volgt de regisseur het verhaal, pakt hij de sfeer? Het minst belangrijk is nog of de hoofdrolspelers uiterlijk lijken op het beeld dat ik van hen had. De spanning is doorgaans ook wat minder, maar dat kan niet anders, als je de plot al kent.

Het is heel moeilijk om te vergelijken. Een goede film laat zien dat een film ook een kunstuiting is, net als een boek, en daardoor niet altijd exact overeen hoeft te komen met het verhaal in het boek. Minstens zo belangrijk is de sfeer die de film oproept, op een manier zoals soms met woorden niet mogelijk is. Met die houding zou je een boekverfilming moeten bekijken. En dan kun je hoogstens zeggen dat de ene verbeelding van het vertelde verhaal je meer aanspreekt dan de andere, zonder er een kwaliteitsoordeel over te geven.

Deze keer was de volgorde anders: door omstandigheden zag ik eerst de film en las ik daarna het boek. En om aan te sluiten bij de opmerking hierboven: de film beviel mij persoonlijk beter dan het boek. Terwijl ze allebei zeer de moeite waard zijn.

Samenvatting 

De boekhandel beginnen was een moedige stap. Het volhouden vergde alles wat ze in zich had. Engeland, jaren '60. Het afgelegen, geïsoleerde kustplaatsje Hardborough wordt continue geteisterd door overstromingen en wateroverlast. Een weduwe van middelbare leeftijd koopt een prachtig historisch pandje midden in de hoofdstraat. Florence heet ze, en ze is vastbesloten een boekwinkel te beginnen, en daar een succes van te maken. Want Hardborough moet toch wel behoefte hebben aan een boekhandel? Wat ze niet weet kan ze leren, en vol goede moed gaat Florence aan de slag. Maar ondanks wilskracht en doorzettingsvermogen heeft Florence geen rekening gehouden met de slangenkuil waarin zij zich begeeft, en waarvan zij, in de tien jaar dat ze in het plaatsje woont, nooit eerder iets heeft gemerkt: het hele dorp heeft namelijk een mening over haar boekhandel... (Uitg. Karmijn).

Eerst de film

Zonder het boek en het verloop van het verhaal te kennen, bekeek ik dus onbevangen de film. Ik was er door geroerd en ik vond het een spannend, af en toe zelfs benauwend, verhaal. De karakters zijn goed uitgewerkt, de acteurs slim gekozen en stuk voor stuk echte talenten, van heel jong tot vrij oud. Dat alles werkte mee om helemaal in het gebeuren op te gaan en er in mee te leven. De doortrapte manier van tegenwerken, het moedige weerstaan ervan, het machteloze vechten tegen de bierkaai. Wie al eens dat gevoel gehad heeft in persoonlijke situaties, zal het des te beter herkennen en aanvoelen.
Natuurlijk is het in een film gemakkelijker om het show don't tell principe toe te passen. Toch is het knap als je je acteurs met een blik, een gebaar of een beweging zoveel kunt laten zeggen. Het is dan natuurlijk ook niet voor niks dat de film in de prijzen is gevallen. 

Daarna het boek 

Een vreemde gewaarwording werd het lezen van het boek: enerzijds waren er situaties en dialogen die ik letterlijk uit de film herkende. Dezelfde zinnen, handelingen, gebeurtenissen tot in de kleinste details. Maar er waren ook opmerkelijke verschillen. Ik miste de spanning een beetje, maar dat kan te maken gehad hebben met het feit dat ik al veel van het verloop van het verhaal wist. Toch was ik een beetje teleurgesteld dat ik enkele van de meest ontroerende en aangrijpende scenes uit de film moest missen en dat het einde van het verhaal in het boek naar mijn idee veel minder sterk was dan wat de filmregisseur ervoor verzon. Zonder spoilers kan ik daar niet meer over zeggen. Daarom zul je zelf moeten gaan kijken als je het boek al las (of andersom natuurlijk).

En? 

Opnieuw moet ik constateren dat we te maken hebben met twee eigenlijk niet goed te vergelijken kunstuitingen. Zeker, de beelden waren indringend en de toevoegingen en veranderingen maakten het verhaal sterker. Maar aan de andere kant bleek het moeilijker de kleurrijke taal en ironische humor van Fitzgerald een plekje te geven. Daar blonk het boek weer in uit.

"De middelbare leeftijd werd bij mensen uit de betere kringen van East Suffolk gekenmerkt door een crisis, waarna de meerderheid aquarellen met landschappen ging schilderen. Dat zou niet zo erg zijn geweest als het slechte schilders waren, maar ze deden het allemaal best goed. Al hun schilderijen leken op elkaar. Ze hingen ingelijst in woonkamers, terwijl aan de andere kant van de ramen het lege, fletse, ongeordende landschap zich naar de transparante hemel uitstrekte. De crisis ging vergezeld van de wens om op een iets ambitieuzere plek dan de parochiezaal te exposeren."

Mijn advies: lees en kijk en oordeel zelf. Denk niet dat je klaar bent met één van beiden. De film draait nog en van het boek is een filmversie verschenen. Naast de ongewijzigde tekst van eerdere drukken bevat deze nieuwe editie acht foto’s uit de film en een filmomslag. 

Ik las de eerste druk: Penelope Fitzgerald - De boekhandel. Elburg, Karmijn, 2015. 140 pg., isbn:978-9492 168 009. (Filmeditie: isbn: 978 9492 168 252).

Penelope Fitzgerald (1916-2000) werd geboren in een zeer Engels, intellectueel en enigszins exentriek milieu. Haar beide grootvaders waren geestelijken in de anglicaanse kerk. Ze was in Oxford een briljant studente; toen al was het haar droom om schrijfster te worden. Maar Penelope zou in haar leven door diepe dalen moeten gaan voordat haar opmerkelijke schrijverscarrière begon. Op haar 58e schreef ze haar eerste boek, een biografie. Op haar 78e haar laatste roman: De Blauwe Bloem. Viermaal drong Penelope door tot de shortlist van de Booker Prize. Eenmaal won ze ook. De Blauwe Bloem won in Amerika de National Book Critics Award en maakte van haar een gefortuneerde vrouw. 

© Jannie Trouwborst, augustus 2018.