zaterdag 31 december 2016

De laatste loodjes wegen het zwaarst

Herkomst en betekenis volgens het Genootschap Onze Taal

Waar komt het spreekwoord 'De laatste loodjes wegen het zwaarst' vandaan en wat betekent het?

'De laatste loodjes wegen het zwaarst' betekent dat het afmaken van een taak of opdracht het moeilijkst is; dat laatste stukje vraagt het meeste doorzettingsvermogen.

Loodje betekent hier letterlijk 'stukje lood'. De meeste spreekwoordenboeken vermelden dat de uitdrukking mogelijk ontleend is aan het wegen, waarbij de laatste kleine gewichtjes, de laatste loodjes, de doorslag geven. Het Etymologisch Woordenboek van Van Dale (1997) formuleert het zo: "mogelijk ontleend aan het afwegen, waarbij de laatste kleine gewichten, de loodjes, met zorgvuldig afpassen het evenwicht brengen".

Volgens een andere (minder waarschijnlijke) verklaring zou loodje hier 'loden drukletter' betekenen. Het spreekwoord zou dan dus zijn oorsprong hebben in het drukkersvak. Vroeger sorteerde een drukker losse letters op een zogenoemde zethaak, die hij in zijn (linker)hand hield, terwijl hij met zijn andere hand de letters bij elkaar zocht en op de zethaak plaatste. In het boek Geschiedenis van de techniek in Nederland staat: "De letterzetter plaatste zich met de kopij voor de op een zetbok geplaatste letterkasten. Eén voor één nam hij de letters uit de letterkast en vormde ze tot regels in de zethaak. Een geoefende zetter kon aldus circa 700 lettertekens per uur zetten." De zethaak werd naarmate de regel vorderde steeds zwaarder en daardoor kostte het meer kracht om hem vast te houden – de laatste loodjes toevoegen kostte dus de meeste moeite. 'De laatste loodjes wegen het zwaarst' zou zo de figuurlijke betekenis 'het afronden van iets kost de meeste moeite' hebben gekregen. Wat tegen deze verklaring pleit, is dat loodje nergens voorkomt als benaming voor 'loden letter'; wel in de betekenis 'penning, (loden) plaatje'. Die betekenis heeft loodje bijvoorbeeld in de zegswijze het loodje leggen.

Een andere verklaring die weleens wordt geopperd is dat de loodjes in de laatste loodjes wegen het zwaarst loodzegels zijn, die in de lakenindustrie volgens een bepaald systeem werden gebruikt. Bij de verschillende kwaliteiten lakens hoorden verschillende loodjes; zie de Wikipedia.

Een veelvoorkomende verschrijving is 'De laatste lootjes wegen het zwaarst', maar het staat vast dat het woord lot (verkleinvorm lootje) hier niet op z'n plaats is.

Overgenomen van: ONZE TAAL.


Overigens viel mij op dat "wegen het zwaarst" eigenlijk taalkundig niet juist is. We horen te zeggen: "zijn het zwaarst" of "wegen het meest". Maar misschien moeten we in deze historische uitdrukking "wegen" anders begrijpen.

© Jannie Trouwborst, december 2016. 

Iedere dinsdag geeft Carel de Mari op zijn blog een woord op waarmee je een spreekwoord kunt bespreken. Iedereen kan altijd meedoen. Hoe? Mag je zelf weten. Je kunt een verhaal schrijven waarin het spreekwoord een rol speelt, je kunt in de etymologie duiken en de oorsprong van het gezegde verklaren, et cetera. Plaats een link onder het blog van Carel en lees daar ook de andere bijdragen.

vrijdag 30 december 2016

Sta eens stil bij mantelzorg

Een leuk experiment! We worden dit keer opgezadeld met een ? door Martha. Het is aan ons een woord aan te dragen. Van al onze woorden samen zal ze een stukje maken. Maar natuurlijk is het wel zo eerlijk als wij zelf ook iets met ons gekozen woord doen. Ik koos voor "mantelzorger".

Mantelzorgers zijn mensen die langdurig en onbetaald zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende persoon uit hun omgeving. Dit kan een partner, ouder of kind zijn, maar ook een ander familielid, vriend of kennis.

In mijn Dikke van Dale uit 1984 komt het woord niet voor. Toch bestond het toen al wel. Op de site van de etymologiebank (KLIK HIER) vond ik een citaat uit M. Philippa - Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009)

Mantelzorg is zorg in een kleine groep, waarvan de leden onderling in relatie staan. (J.C.M. Hattinga, 1971).


 "J.C.M. Hattinga Verschure introduceerde dit begrip in 1971 als een van de drie kaders van zorgverlening, naast zelfzorg en professionele zorg. Die ‘kleine groep’ is in de praktijk vaak een gezin, maar kan ook een familie, een buurt, een gemeenschap van geloofsgenoten of een groepje lotgenoten zijn. De zorg die men binnen zo'n groep aan elkaar verleent is “voor elk lid van de groep als een mantel, die verwarmt, beschut en beveiligt,” aldus Hattinga Verschures motivatie. Haar analyse van zelfzorg en mantelzorg omvatte destijds ook de normale zorg voor o.a. eigen eten en eigen kinderen.
Tegenwoordig (2009) spreekt men meestal alleen van mantelzorg bij zorg aan personen met vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen. Van (bereidheid tot) wederkerigheid, bij Hattinga Verschure nog een definiërend kenmerk van mantelzorg, is lang niet altijd meer sprake." 


In 1999 komt M. De Coster in zijn Woordenboek van Neologismen tot een andere definitie:

Mantelzorg, hulp, verleend aan zieken, bejaarden enz. door personen uit de kennissenkring. Dit woord wordt natuurlijk vooral gebruikt in de gezondheidszorg, maar in politieke kringen hoort men het ook wel eens gebruiken m.b.t. de taken van sommige beleidsterreinen.
 
In de voorbeelden die daaronder staan en die dateren van 1983 tot 1997 staan een aantal uitspraken die aantonen hoe de inhoud van het begrip langzamerhand veranderde en welke politieke doelen men ermee wilde bereiken:
 
-  "Zachte-sector-jargon voor burenhulp" (Hans Ferree, 1983)
-  "In verband met bezuinigingen op de volksgezondheid en de maatschappelijke dienstverlening (o.a. gezinszorg) kent het kabinet-Lubbers een grotere rol toe aan de mantelzorg" (1985).
- In 1994 vindt Elsevier: "dat er in Nederland naar verhouding nog erg veel mensen zijn die de tijd, conditie en mogelijkheden hebben om ‘mantelzorg’ te verschaffen: een hele generatie vrouwen van middelbare leeftijd die nooit een betaalde baan hebben gehad en langzamerhand ‘uit de kinderen’ raken".
- Maar bij een terugtredende overheid en steeds meer "vrouwen van middelbare leeftijd met een betaalde baan", is andere mantelzorg nodig, dus start de gemeente Utrecht een "experiment waarbij bijstandsgerechtigden die mantelzorg verrichten niet meer verplicht zijn te solliciteren".
In 1997 wordt voor het eerst de vraag gesteld wat of er precies met de aanmoediging/verplichting tot mantelzorg bereikt wordt: "Hoe denkt de minister ooit te weten of alleen de onterechte zorgvraag geremd is? Natuurlijk kan er altijd een beroep op de mantelzorg — partner, kinderen, buren — worden gedaan, maar hoe groot is dat beroep reeds? (Elsevier, 1997)
 
En daarna is het m.i. steeds verder uit de hand gelopen. Mantelzorg is een eis en een verplichting geworden en voor een deel in de plaats gekomen van de professionele hulp. Ondertussen zijn er voor het  mantelzorgen steeds minder mensen beschikbaar: door de verspreiding van familieleden over heel Nederland, door overbelaste tweeverdieners, door sociale isolatie van de zorgvrager. En dat terwijl er via het overhevelen van zorgvragen naar de gemeenten nog verder beknibbeld wordt op hulp en zorg. Er zijn al te weinig mantelzorgers en wie het noodgedwongen wordt, raakt sneller overbelast.
 
De kleine groep, de wederkerigheid en de beschutting die de mantel moest bieden uit de oorspronkelijke definitie uit 1971? Er klopt allemaal niets meer van. Daar ondervinden de hulpbehoevende  zorgvrager en de huidige mantelzorger dagelijks. In Nederland wonen zo'n 2,6 miljoen volwassen mantelzorgers. Gelukkig bestaan er regionale verenigingen die hen ondersteunen en hun belangen behartigen. Het heeft zeker zin daar lid van te worden. Het levert in elk geval een kleine groep op die steun kan verlenen aan, in dit geval, de mantelzorger zelf. Want hoe dit verder moet ?????
 
#WOT deel 52 ? ~ 1) Haakvormig leesteken 2) Leesteken 3) Signum interrogandi 4) Taalteken 5) Vraagteken
 
#WOT: betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat HIER een link achter naar je eigen blog zodat iedereen mee kan lezen.
 
© Jannie Trouwborst, december 2016.

donderdag 22 december 2016

Hoeveel dagen gaan er in een week?

Een etmaal heeft 24 uur en is verbonden met onze klokaanduiding: van 00.00 uur tot 24.00 uur. Maar die 24 uur kun je ook anders verdelen: van zonsopkomst via zonsondergang naar de volgende zonsopkomst. Dat past beter bij ons dagritme en onze biologische klok. Want met die klok valt niet te spotten. Daar weten mensen in wisseldiensten alles van. En een jetlag is ook geen lolletje. Slecht slapen, geen eetlust: het kost tijd om over te schakelen en gezond is het niet, ook ons immuunsysteem raakt er door van slag.
Maar hoe zit dat met een week? Hebben die 7 dagen samen ook een ritme? Misschien. Veel lichamelijke processen fluctueren wekelijks, bijv. de werking van het immuunsysteem en de concentraties van stoffen in het bloed, hoewel dat ook een gevolg zou kunnen zijn van de indeling van onze wekelijkse activiteiten. En waarom zitten er 7 dagen in een week? Waar komt dat vandaan?

Het ligt voor de hand om naar de Bijbel en de Joods-christelijke traditie te wijzen: God schiep de aarde in 6 dagen en de 7de dag was een rustdag. Maar in India kende men al  5000 jaar geleden 7 weekdagen met elk een eigen naam in het Sanskriet . En 4 van deze weken pasten precies in 1 maanmaand. Het is niet helemaal zeker of de week simpelweg een kwart maanmaand was of dat de verklaring ligt in de Vedische astronomie: 7 hemellichten die geen vaste plek tussen de sterren hebben:  zon, maan en 5 planeten. Via hun handelsroutes brachten de Babyloniërs deze week met zijn 7 dagen vervolgens naar Europa en de rest van de wereld. De namen veranderden, maar het aantal van 7 dagen bleef gelijk.

Toch zijn er ook andere voorbeelden. De Maya's hanteerden verschillende cycli, die 9, 13 of 20 dagen konden omvatten en voor verschillende doeleinden werden gebruikt.  Rome kende tot in de 4de eeuw, toen keizer Constantijn het Romeinse Rijk tot het christendom bekeerde en de 7-daagse week verplicht maakte, de 8-daagse week. Het pre-christelijke Litouwen kende weken van 9 dagen. Na de Franse Revolutie werd in 1793 een "week" bestaande uit 10 dagen ingevoerd. Deze werd echter in 1806 weer afgeschaft. De Sovjet-Unie probeerde zonder succes een week van 6 dagen, met de 6de dag als rustdag, in te voeren.

De vraag blijft of de 7-daagse week een eigen, biologisch ritme heeft dat los staat van onze beschaving. Daar is onderzoek naar gedaan. Zo heeft men bijvoorbeeld niet alleen bij de mens (maar ook bij diverse dieren) een weekritme gevonden: bij mensen in volledige isolatie treedt een activiteitsritme op variërend van 5 tot 9 dagen. Dat is gemiddeld dus 7 dagen. Maar dit was een proef van 100 dagen en ik vraag me af of je zo snel een langdurig (cultureel bepaald) ritme uit je systeem krijgt.

Bewijzen voor een biologisch ritme dat los staat van onze activiteiten in werkweek en weekend  zijn er ook. Mensen en apen hebben namelijk een ritmiek in de afzetting van tandglazuur. Op dwarsdoorsneden van kiezen zie je een fijn patroon van streepjes, vanwege de dagelijkse activiteit van de glazuurvormende cellen. Elke 9de dag is het streepje ietsje dikker. Je vindt die ritmiek van 9 dagen ook bij fossiele resten van mensachtigen. Maar er zitten geen 9 dagen in een week.

Mijn idee? Onze week met 7 dagen is in de eerste plaats een culturele erfenis. De lichamelijke processen die tijdens die cyclus optreden zijn via de evolutie meegegroeid met de maatschappelijke veranderingen in de loop der tijd.  En het groeiritme van het tandglazuur?  Een overblijfsel uit de oertijd, zonder noodzaak om mee te evolueren.

En daarmee gaan we over tot de orde van de dag!

© Jannie Trouwborst, december 2016.

 #WOT deel 51 Dag ~ 1) Afscheid 2) Begrensde tijdruimte 3) Bepaald tijdvak 4) Bepaalde tijd 5) Dagelijks 6) Dageraad 7) Daglicht 8) Datum en tijd 9) Decagram 10) Decagram (afk.) 11) Deel van de week 12) Deel van een etmaal 13) Deel van een jaar 14) Deel van een week 15) Deel van het jaar 16) Dies 17) Dik eind touw (scheepst.) 18) Eenheid van tijd 19) Eind touw 

#WOT: betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat HIER een link achter naar je eigen blog zodat iedereen mee kan lezen.

dinsdag 20 december 2016

Wie deelt hier de lakens uit?

Lakens is het woord dat deze week centraal staat in de spreekwoordenopdracht van Carel de Mari (KLIK HIER).  Er schieten mij meteen twee spreekwoorden te binnen, maar ik besluit om eerst eens te onderzoeken welke hulpbronnen er bestaan om goed beslagen ten ijs te komen bij deze voor mij nieuwe bezigheid. Spreekwoorden.nl is een mooie ingang. Daar staan er nog 7 die ik niet eerder hoorde, maar die best vermakelijk zijn. Wat bv. te denken van "Schone gordijnen maar geen lakens"?

Maar ik kies er één die iedereen kent: de lakens uitdelen. En ga vervolgens te rade bij F.A. Stoett - Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923). Met voorbeelden toont hij aan hoe het gebruik van het spreekwoord in de loop der tijd veranderde en een totaal andere betekenis kreeg.

Hij stelt: Ontleend aan de huishouding, waar degene, die de lakens uitdeelt, over de linnenkast gaat (dus de vrouw), alles regelt, de voornaamste is. 
De linnenuitzet was vroeger een kostbaar bezit. Er was vaak veel tijd en geld in gestoken. Geen wonder dat de vrouw des huizes er zuinig op was en de sleutel van de linnenkast goed bewaarde.

Maar vròuwen die de lakens uitdelen? Voor mannen worden dat al snel: vrouwen die thuis de broek aan hebben, of wel, de baas speelden. Dat laten ze niet gebeuren natuurlijk. 

"Op het gebied van het openbare leven, waar wij, mannen, nog immer de lakens uitdeelen (...)", stond er in de Notenkraker (bijlage bij Het Volk) in 1909. En zelfs anno 2016 zijn er nog steeds mannenbroeders die dat zowel in de politiek, als in het gezin, denken te moeten doen.

Een groepsfoto, gemaakt na een belangrijke bespreking van Europese regeringsleiders in 2012 op de Europese Top in Brussel, is veelzeggend. De leiders zijn bijeen om te praten over de financiën van de EU voor de volgende periode van zeven jaar. Mij schiet meteen dat andere spreekwoord te binnen: Van hetzelfde laken een pak. We zien vrijwel alleen mannen, met allemaal het zelfde fantasieloze, maar o zo degelijke, donkere pak en met stropdas. En deze mannen delen dus de lakens uit, met slechts de inbreng van een enkele vrouw. Is dat wenselijk? Is dat natuurlijk? Ze hebben er ondertussen op verschillende gebieden een aardige puinhoop van gemaakt. Hebben we ze daarvoor de sleutel van de linnenkast toevertrouwd?

Het kan ook anders. In 2008 werd IJsland hard getroffen door de financiële crisis. Het was één van de grootste economische en politieke crises die IJsland gekend heeft. De crisis resulteerde in het faillissement van de drie belangrijkste banken van IJsland. Een minderheidsregering onder tijdelijke leiding van Jóhanna Sigurðardóttir moest de verkiezingen voorbereiden en voor oplossingen zorgen. Dat deed ze zo succesvol dat de coalitie bij de verkiezingen een ruime meerderheid kreeg. Jóhanna Sigurðardóttir werd de eerste vrouwelijke minister-president van IJsland. Ze zou die functie vervullen van 2009 tot 2013.

Om het land te bevrijden van de uitgebreide macht van internationale financiers en virtueel geld maakte de bevolking een nieuwe grondwet, via een ingewikkelde, maar transparante procedure, waarbij iedere burger invloed had. De grondwet die uit dit proces van participatieve democratie voortkwam, werd aan het parlement in de herfst van 2011 ter goedkeuring voorgelegd.

In IJsland deden ze het omgekeerde van wat in Europa en in de VS gebeurde: de burgers kregen geld om hun schulden mee af te lossen, niet de banken. Bankiers verdwenen achter slot en grendel. IJsland heeft zich economisch goed hersteld en geldt voor velen als een voorbeeld voor de ware crisisaanpak.

Zo kan het dus ook, als een vrouw de lakens uitdeelt.

© Jannie Trouwborst, december 2016.

zondag 18 december 2016

De zwakste schakel?

Zwak

Een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel, luidt het gezegde.
 
Het lijkt logisch de zwakste schakel dan maar te verwijderen. Of er rekening mee te houden door voorzichtiger te opereren ( kalm aan dan breekt het lijntje niet).

Maar je zou ook uit kunnen gaan van de zwakste schakel: misschien maakt deze zwakke schakel de ketting juist wel veel mooier of spannender.

En soms blijkt de zwakste schakel zelfs de meest bepalende voor een goede afloop. Dat hangt slechts af vanuit welk perspectief je kijkt.

Naar  een klokkenluider bijvoorbeeld.......

© Jannie Trouwborst, december 2016. 

Iedere dinsdag geeft Carel (KLIK HIER) een woord op. Daar kun je een spreekwoord of gezegde bij zoeken en er een stukje over schrijven. Dit keer was het woord ZWAK.

zaterdag 17 december 2016

Ben je dom als je spelfouten maakt?

Leren lezen, ik keek er naar uit en was dolgelukkig toen ik het kon. De boeken waren niet aan te slepen en mijn woordenschat groeide in snel tempo. Het leren voor een dictee was weinig werk: de meeste woorden kende ik al en een keer goed kijken naar een nieuw woord was voldoende om het voortaan foutloos te schrijven. Dat zoiets niet voor elk kind vanzelfsprekend is, ontdekte ik al snel.

"Heb jij geen rapport gehad?" Bedremmeld haalde mijn broertje het zijne onder zijn trui vandaan. Het was een teleurstelling voor hem dat hij ondanks alle moeite weer niet de cijfers kon laten zien die op het rapport van zijn zus stonden. Mijn ouders begrepen er niets van, hij leek slim genoeg, kreeg bijles en toch wilde het maar niet lukken.

We hebben het over de jaren vijftig van de vorige eeuw. Niemand kende nog het woord dyslexie*). Op school behandelde men hem als een trage leerling, want behalve het lezen gingen ook de verhaaltjessommen niet goed en had hij moeite met geschiedenis, aardrijkskunde en biologie. Hij werd naar een andere school gestuurd, waar er meer tijd voor hem was en hij een beetje opbloeide. Al bleven dictees voor hem stressvolle en frustrerende gebeurtenissen.

"Dat wordt dus de Ambachtsschool", kreeg mijn vader te horen. Gelukkig nam die daar niet zonder meer genoegen mee. Hij kende zijn zoon als een pienter kind met een ruime belangstelling en drong aan op een intelligentietest. Hij had gelijk: bovengemiddeld intelligent, maar met een leesprobleem, kwam er uit de test. De weg via de Ambachtsschool (LTS) leek toch de juiste, met een grote kans dat hij er uiteindelijk wel zou komen. En dat klopte: eerst nog naar de UTS (tegenwoordig MTS), daarna 18 maanden dienstplicht bij de Verbindingsdienst. Hij werd door het vak gegrepen. Telefoon en radioverbindingen, de ontwikkelingen in het draadloze tijdperk. Technische kennis werd belangrijker dan woorden spellen. Hij voelde zich niet langer dom.
 
Het leesprobleem kreeg een naam: woordblindheid, later dyslexie. Hij kreeg hulp om er mee om te leren gaan. Maar helemaal over gaat zoiets niet. En zo begon hij aan een carrière bij de NS. Met vallen en opstaan. Een cursus geven aan monteurs en op een schoolbord simpele woorden "foud" spellen komt niet erg deskundig over. Toch klom hij op, schreef rapporten en kon op collega's rekenen die  zijn kennis en kunde waardeerden en bekend waren met zijn probleem. Ze corrigeerden waar nodig. De computer deed zijn intrede en hij ontwikkelde zich tot programmeur en beheerder van systemen. Met behulp van cursussen waar hij zich moedig doorheen sloeg. De mogelijkheid van spellingscontrole gaf hem het laatste zetje dat nodig was om te kunnen functioneren zonder op zijn dyslexie afgerekend te worden.
 
Hij is er dus inderdaad uiteindelijk wel gekomen. Toen hij met pensioen ging enkele jaren geleden, had hij een functie bij de NS op academisch niveau en werd gewaardeerd door collega's die via de theoretisch weg op hetzelfde niveau gekomen waren, maar zijn in de loop der jaren opgedane praktische kennis goed konden gebruiken. En in zijn projectverslagen stonden geen spelfouten meer.
 
Ik ben trots op mijn broertje. Hij leest nog steeds traag. Maar hij blijft het wel doen, omdat die ruime belangstelling ook nooit verdwenen is. En weet je wat bijzonder is? Ik lees in vijf minuten een artikel, vlieg over de woorden en denk het helemaal begrepen te hebben. Hij doet er een kwartier over, maar als we er daarna over praten, dan blijkt dat mij finesses zijn ontgaan die hij wel opgepikt heeft.
 
 

Natuurlijk ben ik er ook trots op dat ik zoveel woorden ken en dat ik zelden taalfouten maak. Maar ik realiseer me heel goed, dat ik dat niet direct aan mijn inzet te danken heb. Voor al die kinderen die worstelen met deze aandoening ben ik blij dat dyslexie nu herkend wordt, dat men begrijpt dat ze niet dom zijn en dat ze, met een beetje hulp, toch komen op de plek die bij hen past.


Overigens: aan het Groot Dictee der Nederlandse Taal doe ik niet mee. Voor zelden voorkomende, vergezochte woorden heb ik de 3-delige Van Dale en de spellingscontrole op mijn PC. 

*) Zie: http://www.steunpuntdyslexie.nl/wat-is-dyslexie/

#WOT 50: Dictee ~ 1) Bijzondere taalles 2) Dictaat 3) Diktee 4) Iets zeggend laten opschrijven 5) Schrijfoefening 6) Spellingsoefening 7) Spellingstoets 8) Spellingtoets 9) Speloefening 10) Speltest 11) Stijloefening 12) Taaloefening 

#WOT: betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat HIER een link achter naar je eigen blog zodat iedereen mee kan lezen. 


Jannie Trouwborst, december 2016.

vrijdag 9 december 2016

Zo trots als een pauw

Stukjes schrijven, echt iets voor mij. En ik mag voortaan meedoen met #WOT, ook al is het vandaag al vrijdag! Uit de introductie van Martha Pelkman (KLIK HIER) bij het 49ste woord van 2016 uit de serie: 

Pauw ~ 1) Dier 2) Fazantachtige vogel 3) Gedomesticeerde vogel 4) Haarlemse organist 5) Heilige dieren van Hera 6) Hoenderachtige 7) Hoenderachtige vogel 8) Hoendervogel 9) Middelgrote hoendervogel 10) Nederlandse politieke figuur 11) Nederlandse raadpensionaris 12) Raadpensionaris 13) Sierhoen 14) Siervogel 15) Sterrenbeeld 16) TV-programma vernoemd naar presentator Jeroen Pauw. De pauw was het heilige dier van Hera, de godin van het huwelijk. De pauw is sinds de oudheid het symbool van pracht en praal, weelde en ijdelheid. En hoe kan het ook anders: zeker het mannetje heeft prachtige veren. Blauw en groen en dan die staart met die prachtige ogen erop. Daar steekt het vrouwtje, bruin en grauw, toch maar kaal bij af. En denk ook even aan Lucius Malfoy, de vader van Draco Malfoy: hij had witte pauwen in zijn tuin rondlopen. Teken van ijdelheid. En dan is er natuurlijk die presentator om elf uur ’s avonds op NPO 1.

Wie Draco Malfoy is, moest ik toch even opzoeken, ik ben nu eenmaal geen Harry Potter kenner. Maar witte pauwen, dat roept meteen herinneringen op. Aan vakanties op de Veluwe en wandeltochten langs Kasteel Staverden. Met in de kasteeltuin een indrukwekkend beeld en op het dak een windwijzer van een witte pauw met een lange staart. De echte exemplaren scharrelen rond in de tuin, roepen dezelfde kreet als hun blauw-groene soortgenoten en lijken niet te beseffen hoe bijzonder ze zijn.

Pauwen zijn van oorsprong afkomstig uit Voor-Indië en Sri-Lanka. De witte pauw is een kleurmutatie van de gewone blauw-groene pauw. Het verenkleed van zowel het mannetje als het vrouwtje is zuiver wit. Ze hebben donkere ogen en zijn daarom geen albino's. De haan heeft een grote en lange staart die hij op dezelfde wijze gebruikt als zijn anders gekleurde soortgenoten. Raszuivere witte pauwen zijn behoorlijk zeldzaam. De meeste witte pauwen elders in ons land zijn verwant aan de dieren van Staverden.

Kasteel Staverden werd vroeger ook wel de "Witte Pauwenburcht" genoemd. De hertogen van Gelre gebruikten het in de 13de eeuw als jachtslot. Vanaf 1400 woonden er leenmannen op het kasteel, die de verplichting hadden om witte pauwen te houden. Met de veren van deze pauwen werden de helmen van de graaf versierd. Het oude kasteel en de bijbehorende traditie verdwenen in de loop der eeuwen.
Einde negentiende eeuw herstelde de toenmalige eigenaar van het herbouwde kasteel de gewoonte. De veren werden niet meer gebruikt voor de helmen, maar jaarlijks aangeboden aan de Commissaris van de Koningin en vervolgens in de statenzaal van het provinciehuis gezet. Nog steeds zijn er witte pauwen op Staverden en worden de veren ieder jaar aangeboden aan de commissaris van de Koning die vervolgens tweejaarlijks (elk even jaar) één witte pauwenveer uitreikt aan een persoon of instelling die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor het cultuur- en natuurbehoud van Gelderland. 

Een teken van ijdelheid? Dat zal het zeker geweest zijn voor de hertogen van Gelderland. Maar ik vind deze zuiver witte pauwen vooral erg mooi. Geen protserig gedoe met fluorescerende kleuren en geen verschil tussen man en vrouw. En uiteraard geen ijdelheid of zelfgenoegzaamheid over hun zeldzaamheid. Dat is iets waar alleen mensen mee bezig zijn. Heel mooi dat hun bijzondere witte veren nu uitgereikt worden aan mensen die zich inzetten voor cultuur- en natuurbehoud. Die mogen daar met recht zo trots als een pauw op zijn.

© Jannie Trouwborst, december 2016.

dinsdag 22 maart 2016

Nunspeet als kunstenaarsdorp


Domburg, Bergen, Laren: namen van bekende kunstenaarskolonies. Maar in Nunspeet? Nog nooit van gehoord. Tot ik in mei vorig jaar een artikel las op het blog van Suzanne (KLIK HIER) over het nieuwe Noord-Veluws Museum. Op 1 november 2014 is het geopend en Suzanne was blij verrast met wat ze daar aantrof. "Magisch-realisme op de Veluwe", dat wilde ik graag eens met eigen ogen aanschouwen.

In de voorjaarsvakantie waren we in de buurt en trokken we er een ochtend voor uit, terwijl onze kleindochters zich met hun ouders vermaakten in het zwembad van het vakantiepark. Het Noord-Veluws Museum heeft een prachtige, informatieve website (KLIK HIER) . Daarop valt o.a. te lezen dat ook het ontstaan van de kunstenaarskolonie in Nunspeet voortkwam uit de behoefte van kunstenaars, eind 19de eeuw, om als tegenwicht van de verstedelijking en industrialisatie, de schoonheid en ongereptheid van de natuur op te zoeken en er (liefst en plein air) te gaan schilderen. Men vestigde zich in de omgeving van Nunspeet en Elspeet, vlakbij de nog grotendeels ongerepte Veluwe. Uiteindelijk hebben meer dan 100 beeldende kunstenaars tussen 1885 en 1950 in deze regio gewerkt. Bekende kunstschilders zijn: Herman van de Weele, Arthur Briët, Willy Martens, Edzard Koning, Jan van Vuuren,  Ben Viegers, Jos Lussenburg en Chris ten Bruggen Kate.

Ze zijn allemaal te bewonderen in de vaste collectie van het museum, maar we hebben er niets van gezien. De grote overzichtstentoonstelling van Chris ten Bruggen Kate (1920-2003) hield ons de gehele morgen op de benedenverdieping gevangen. De bovenverdieping met zijn collega's zal dus voor een andere keer zijn. Want we komen terug, dat is zeker. Deze tentoonstelling duurt nog tot en met 11 juni en is een bezoek zonder meer waard!

Aan te raden is eerst even te gaan zitten om het interview te bekijken (ca. 20 min.) waarin hij over zijn werk en leven vertelt. Het is een goed idee geweest van het museum om te kiezen voor koptelefoons voor het bijbehorende geluid. Om optimaal te kunnen genieten van de schilderijen is stilte rondom een wezenlijke voorwaarde. Zijn werk straalt zoveel rust en puurheid uit, dat je er vanzelf stil van wordt en wegdroomt. Een bijzondere ervaring.

De collectie die nu te bezichtigen is, bestaat zowel uit in bruikleen gegeven stukken, als uit 50 werken die het Museum als schenking heeft ontvangen van de Stichting Chris ten Bruggen Kate, samen met tal van foto's en persoonlijke documentatie. Zo hangen er naast de schilderijen ook een paar gedichten en is er ander werk (reclame, affiches e.d.) van hem te zien.

Chris t.B.K. heeft op een bijzondere wijze carrière gemaakt. Zijn ontwikkeling als schilder is te volgen in de opbouw van de tentoonstelling: van zijn eerste zeer realistische stukken, via een korte periode waarin hij impressionisme, kubisme, expressionisme en magisch-realisme uitprobeert, om tenslotte zijn eigen kenmerkende stijl te vinden. Door kunstcriticus Ed Wingen wordt hij "de vader van het gestileerd realisme" genoemd, een uitstekende typering. Uit de folder: Met intense kleuren schildert hij, op sterkt vereenvoudigde wijze, typisch Nederlandse landschappen waarbij hij ruimte en een magisch licht schept. Daarbij heeft hij een voorliefde voor de stilte van het besneeuwde winterlandschap.

Juist dat magische licht, boven het verstilde sneeuwlandschap, dat maakt het compleet. Van de gastvrouwen hoorden we dat er bij de belichting van de schilderijen op gelet is dat het spotje door lichtrichting en -sterkte de beleving ondersteunt. Daarin is men zeker geslaagd.

Naast de landschappen zijn er enkele stillevens en (zelf-)portretten te zien: de niet zonder humor geschilderde, karakteristieke portretten van de leden van het Bestuur van de Christelijke Geitenfokvereniging bracht ons met een glimlach terug in meer wereldse sferen.

De tijd was omgevlogen, we konden op dit moment niet langer blijven. We komen zeker nog eens terug voor de rest van de collectie. Maar om thuis nog na te kunnen genieten kochten we het boek STIL met afbeeldingen van de meeste schilderijen en uitgebreid aandacht voor Chris ten Bruggen Kate zelf.
 

Nieuwsgierig geworden? Om een heel klein beetje in de stemming te komen, zou je deze korte videopresentatie kunnen bekijken: 



© JannieTr, februari 2016.

woensdag 16 maart 2016

De sfinx van het Kootwijkerzand

Tijdens de voorjaarsvakantie met de kleinkinderen kwam eindelijk een langgekoesterde wens tot vervulling: een bezoek aan het voormalige Radiozendstation midden in het Kootwijkerzand. Misschien nog niet bij iedereen bekend, maar Staatsbosbeheer beheert tegenwoordig meer dan natuur: ook cultuurhistorische objecten kunnen onder bepaalde voorwaarden daar aanspraak op maken. Dat geldt dus ook voor het voormalige Radiozendstation. De omgeving was al in beheer bij SBB en in de afgelopen jaren zijn zowel gebouw als omgeving onderhanden genomen om de situatie van weleer zoveel mogelijk te herstellen. Maar de zendapparatuur? Die is verdwenen. In de enorme lege zenderhal is nu ruimte voor allerlei nevenactiviteiten die er mede voor moeten zorgen dat de kosten van het onderhoud betaalbaar blijven.

Het monumentale Radio Kootwijk
 
In het hart van de Veluwe maken de bomen van Nederlands grootste bosgebied opeens plaats voor een groot open gebied van heidevelden en zandverstuivingen: het Kootwijkerzand. Met een oppervlakte van 700 hectare is het Kootwijkerzand de grootste actieve zandverstuiving van West-Europa. In het midden bevindt zich het monumentale zendstation Radio Kootwijk.
Glooiende heuvels zover het oog reikt, sporen van edelherten en wilde zwijnen en roofvogels die zweven boven de open vlakte. De leegte van zand en heide maakte het Kootwijkerzand bij uitstek geschikt voor Radio Kootwijk: het zendstation dat in de jaren twintig van de vorige eeuw werd gebouwd voor radiotelegrafisch contact met toenmalig Nederlands-Indië. Het imposante gebouw, dat het midden houdt tussen een tempel en een sfinx, contrasteert prachtig met de lege, woeste omgeving.
Het is heerlijk wandelen in de omgeving en ook het nabij gelegen dorpje Radio Kootwijk is een bezoek waard.  (Staatsbosbeheer: zie ook: RADIO KOOTWIJK)


Op de site van SBB vind je nog veel meer mogelijkheden om van deze bijzondere combinatie te proeven. Wij kozen voor een rondleiding door omgeving en gebouw van ca. 2 uur. Deze wordt eens in de maand gegeven, je dient je vooraf in te schrijven.


Onder leiding van een deskundige gids bezochten we eerst de watertoren en een van de pompstations aan de rand van het gebied. Voor de koeling van de zendapparatuur was water nodig en voor de dorpsbewoners moest er drinkwater komen. Het viel niet mee om in deze omgeving bij het grondwater te komen. Een boeiend verteller, onze gids, ook de kinderen bleven interesse houden en stelden hem vragen. Voor hen waren er steeds leuke anekdotes.

Daarna wandelden we naar een van de bijgebouwen van de Kathedraal (zoals het zendgebouw ook wel genoemd wordt). We hadden een koude, nattige en stormachtige middag uitgekozen en waren blij met het warme onthaal: koffie of thee met iets lekkers en in prettige stoelen gezeten konden we luisteren naar de rest van het verhaal van de gids en op een groot scherm de video bekijken die dat illustreerde.
Toen was het tijd voor het grote gebouw. De art-decostijl is zowel buiten als binnen volop aanwezig. Binnen zijn ook nog twee fototentoonstellingen te zien en vanaf het dak van de toren heb je een fenomenaal uitzicht. Fotografen konden binnen en buiten hun hart ophalen. Alleen de harde wind speelde ons parten, zowel op het dak als w.b. de beloofde wandeling door het buitengebied. Die wandeling kon helaas niet doorgaan.

Het is niet nodig meer over de excursie te vertellen: je kunt het nalezen op de site van SBB. Ik wil hier alleen nog kwijt dat we heel erg genoten hebben en interessante dingen hoorden. De gids was buitengewoon ter zake kundig (architectuur, historie en techniek) en stuurde ons achteraf nog twee folders op als goedmakertje voor de gemiste wandeling, met nog meer interessante info over Radio Kootwijk en het bijbehorende dorp en over het ontvangststation in Bandoeng.

Tot slot een detail uit zijn verhaal dat mij enorm trof, maar waar andere deelnemers om moesten lachen. Voor de eerste telefoongesprekken die op deze manier gevoerd konden worden moest 30 gulden voor 3 minuten betaald worden. Dat was een enorm bedrag destijds (rond 1925). Daar moest voor gespaard worden. Vervolgens werd een lange reis ondernomen naar een van de vier grote postkantoren. Als daar de verbinding eenmaal tot stand gekomen was, raakten de sprekers vaak zo geëmotioneerd als ze na jaren de stem van een geliefde zoon of ander familielid hoorden, dat ze niet uit hun woorden kwamen en 3 minuten huilden en stamelden tot de tijd om was....


Misschien niet meer voor te stellen in deze tijd van mobieltjes en Skype, maar mij sprongen de tranen in de ogen. Het schijnt dat er een boek bestaat met de weergave van deze eerste gesprekken. Ik geloof niet dat ik dat wil lezen.

© JannieTR, februari 2016.

maandag 18 januari 2016

Het koninklijk rijtuig van Anna Paulowna

We moesten er vroeg voor uit de veren: een afspraak met mijn broer en schoonzus in het door hen bejubelde Spoorwegmuseum in Utrecht (KLIK HIER). Het moet meer dan 50 jaar geleden geweest zijn, dat ik er met mijn vader was. Een beetje saai vond ik het toen, dat was nu wel anders.

Om 8 uur zaten we in de auto onderweg van Zeeuws-Vlaanderen (waar geen treinen rijden, maar waar we wel via een toltunnel naar een station kunnen) naar Goes. Mooi op tijd om de trein van 08.58 uur naar Rotterdam te halen. Een voorspoedige reis volgde: geen vertragingen, lekker warme zitplaatsen, ruime overstaptijden. Het kan dus wel! In Rotterdam stapten we over in de trein naar Utrecht CS en daar weer over op een speciaal Museumlijntje: na een kwartiertje bereikten we het Station Maliebaan, de ingang van het museumterrein. Toen was het inmiddels 11.48 uur, de koffie met koek waar mijn schoonzus ons op trakteerde, was meer dan welkom.


Door onze ervaren gidsen werden van de ene naar de andere bezienswaardigheid gebracht. Natuurlijk verandert er veel in 50 jaar, maar het is zonder meer duidelijk dat dit museum met zijn tijd is meegegaan en dat jong en oud er graag komt. We zagen heel veel kleine kinderen (onder de 6), ze kunnen er alle kanten op, klauteren, rennen, kijken, naar het kindertheater of in de minitrein. De iets grotere kinderen konden met hun ouders in enkele "pretparkachtige attracties", waar ik niet over uit zal weiden: spectaculair en zelf beleven zou ik zeggen.

Twee van onze belevenissen zal ik wel nader beschrijven: de hernieuwde kennismaking met De Arend (onze allereerste stoomtrein uit 1839) en de speciale treinwagon van Koningin Anna Paulowna.

Stond De Arend vroeger gewoon langs een perron, met enkele houten wagons erachter waar je in mocht klimmen, nu moesten we er meer moeite voor doen. Met een koptelefoon op (waarop een bandje met een verteller die instructies gaf en op een vlotte manier over de geschiedenis vertelde) daalden we met een oude, krakende en wiebelende lift af door een mijnschacht naar een ondergronds dorpje. Sfeervol gemaakt, met werkplaatsen, pubs, huisjes, pleintjes en natuurlijk een stationnetje, waar De Arend langs het perron stond te wachten op passagiers. Heel fotogeniek ook! Het sluitstuk werd gevormd door een schilderijengalerij, met treintaferelen uit de eerste jaren van het stoomtreintijdperk.

Het museum heeft een grote oppervlakte tot haar beschikking, dat moet ook wel vanwege het formaat van de indrukwekkende stoomlocomotieven en ander rollend materieel. Maar ook aan expositieruimten met bezienswaardigheden van bescheidener formaat is gedacht. 
Op sommige plekken in het museum staan krijtborden met de tijden waarop daar iets bijzonders plaatsvindt. Aan het einde van de middag was dat voor ons het bijwonen van het verhaal over de luxe treinwagon van Koningin Anna Paulowna, de vrouw van Koning Willem II. We mochten allemaal (zo'n 12 personen) plaatsnemen in het Koninklijke Rijtuig op de met blauw fluweel beklede banken en in de fauteuils. Aan de hand van veel mooi uitvergrote foto's vertelde een vlotte museumgids ons het verhaal van Anna Paulowna en haar rijtuig. Zelfs de kinderen luisterden geboeid en uit de vragen die ze stelden bleek dat ze het goed konden volgen.

Nadat Kroonprins Willem II was afgewezen door zijn Engelse verloofde, trouwde hij in 1816 met Anna Paulowna, zuster van de Russische tsaar. Van 1840 tot 1849 waren zij het Koningspaar van Nederland. Het was geen gelukkig huwelijk en toen Willem II in 1849 overleed, liet hij grote schulden na. Gelukkig kon Anna een groot deel van de schulden afkopen door haar riante vermogen en de Russische toelage die zij jaarlijks ontving. Om overige schulden af te betalen wist Anna haar broer, tsaar Nicolaas I, zover te krijgen dat hij een groot aantal schilderijen uit het familiebezit van Oranje-Nassau aankocht. Dit is één van de oorzaken waardoor er op dit moment in de Hermitage te Sint-Petersburg een grote collectie Hollandse meesters hangt, waaronder een aantal Rembrandts.
Willem III volgde zijn vader op en Anna trok zich terug uit het openbare leven, mede door het verdriet om het overlijden van haar lievelingszoon Alexander. Zij woonde afwisselend op Soestdijk en op Buitenrust in Den Haag, waar zij over een Russische kapel beschikte.

De Nederlandse koninklijke familie beschikt sinds halverwege de 19e eeuw over eigen rijtuigen en heeft decennialang veel gebruikgemaakt van de trein. Al in 1839 reisden de eerste Oranjes per spoor. Sinds die tijd zijn verschillende rijtuigen voor hen gebouwd.
Uit 1864 dateerde het rijtuig Sr1, gebouwd voor Anna Paulowna. Dit rijtuig deed dienst tot 1903. Helaas heeft zij er zelf nooit gebruik van kunnen maken, ze overleed in 1865. Het oorspronkelijke rijtuig bleek in zeer slechte staat. Daarom is besloten tot de bouw van een replica. Dat is wagon uit 2010 die nu in het Spoorwegmuseum staat. (Voor wie interesse heeft in de koninklijke treinen KLIK HIER). Als laatste foto toonde de gids ons Koningin Beatrix die uit het rijtuig stapt in het Museum in 2010, toen er een tentoonstelling was over koninklijke rijtuigen. Ook nu zijn er nog een aantal Nederlandse exemplaren te bezichtigen.

Mijn nieuwsgierigheid naar Koningin Anna Paulowna was gewekt. Het toeval wil dat Paleis 't Loo bezig is met de voorbereiding van een tentoonstelling over haar n.a.v. het feit dat ze 200 jaar geleden met Koning Willem II trouwde. Deze tentoonstelling (KLIK HIER) zal in oktober 2016 geopend worden onder de titel: Een kleurrijke Romanov aan het Nederlandse hof. 

Het was 17.00 uur voor we er erg in hadden, tijd om afscheid te nemen en weer op huis aan te gaan met het laatste museumtreintje van die dag, via Utrecht CS (waar we iets aten), Rotterdam en Goes. Om 21.15 uur waren we weer thuis na een lange, maar welbestede dag!

Voor meer informatie over het Spoorwegmuseum KLIK HIER
De MJK is er geldig, bereikbaar met de trein, horeca aanwezig, geschikt voor groot en klein.

© JannieTr, januari 2016.