maandag 31 december 2018

Het roer moet om deel 2: Ondertussen

Eerst wil ik iedereen bedanken die de moeite nam om me een hart onder de riem te steken. Ik heb daar zeker steun aan.  Maar ik schrok er ook een beetje van. Ik zit in de put, ben somber, moedeloos en bang dat het erger wordt als ik niets onderneem, maar ik ben niet depressief. Zo erg als 25 jaar geleden, is het niet en laat ik het ook niet meer worden. Dus niemand hoeft zich zorgen te maken. Ik wil alleen uitleggen waarom ik volgend jaar veel minder boekrecensies zal schrijven. Maar ook om het voor mezelf al schrijvende duidelijker te krijgen hoe ik mezelf weer uit de put krijg.

Drie lijstjes

Sinds half november ben ik achter de schermen druk bezig geweest. Om te beginnen heb ik 3 lijstjes gemaakt. Eentje met wat er allemaal goed gelukt is in het afgelopen jaar, eentje met alles waar ik dankbaar voor kan zijn en tenslotte eentje met mijn wensen en dromen voor de toekomst. Verhelderend was dat zeker, al zaten er ook haken en ogen aan.

Van het lijstje met wat er allemaal gelukt en gedaan is, kun je alleen maar blij en trots worden. Het begon aarzelend en werd vervolgens elke dag iets langer. Als je eenmaal in de positieve modus staat, komt er steeds meer naar boven. Maar als ik het achteraf nog eens bekijk, zit er ook een valkuil in. Er staan ook een aantal zaken op waarvan dat irritante stemmetje binnenin me zegt: heel normaal hoor dat je aan je verplichtingen voldoet of “regelmatig” wandelen of Qigong oefeningen doen is natuurlijk niet goed genoeg. Ik zal moeten leren dat stemmetje te negeren. Daarnaast viel me op dat er meer acties op staan voor anderen of als verplichting en erg weinig waar ik zelf het meest van genoot.
Ik bewaar hem, maar ga het dit jaar anders doen. Ik heb een grote glazen pot en zodra er iets is wat fijn, leuk, bijzonder voor me is, schrijf ik het op een gekleurde post-it, vouw die tweemaal dubbel en doe die in de pot. Ik deed dat al eens eerder en het was zo geweldig om op Oudejaarsavond de pot om te keren en alle briefjes te lezen, over de eerste krokus, die mooie film, dat lieve briefje van een kleinkind, de geslaagde vakantieweek met de Tai Chi club. Om het oude jaar goed af te sluiten en het nieuwe met vertrouwen tegemoet te zien.

Ook het lijstje met alles waar ik dankbaar voor zou moeten zijn, heeft een valkuil. Aan de ene kant helpt het je om positiever naar je omgeving en omstandigheden te kijken, maar aan de nadere kant (daar heb je dat stemmetje weer) voel je je schuldig dat je dan zo zit te zeuren over somberheid. Ook dat lijstje zal ik bewaren,  want als het me lukt het stemmetje te negeren, kan ik er veel troost uit halen.

Dan het laatste lijstje: mijn wensen en dromen voor de toekomst. Ik heb mezelf de vrijheid gegund om alles op te schrijven wat me te binnen schoot en niet bij voorbaat al te piekeren over beren op de weg. Het is ook best een aardige lijst geworden, een goed teken, want als je niets meer te dromen of wensen weet te verzinnen, dan is het echt mis.

Het is ook een hele varieerde lijst. Er staan hobbyzaken op, verbeteringen van mijn gezondheid, opruimklusjes, persoonlijkheidsaspecten waar ik iets aan wil doen, kortom van alles wat. Maar wel nog in vage bewoordingen: een LAW-vakantie plannen, mijn conditie verbeteren, tijd vrijmaken voor echte ontspanning, positiever over mezelf denken, mijn genealogieverzameling ordenen, meer autorijden (is nodig hier en ik vind het nog steeds stressvol) en zo nog een heleboel. De lijst ligt er en nu is het een kwestie van kiezen en dan uitwerken hoe. Niet dat het daarmee allemaal ineens simpel is. 

Het vervolg

Een en ander heeft ook gevolgen voor mijn activiteiten op mijn blogs (Mijn Boekenkast, Verbeelding en historie, Wandelen in Zeeuws-Vlaanderen ). Daarover in het laatste deel van deze serie, want ik ben er nog niet helemaal uit. Voor dit moment geldt: vanaf morgen staat de pot voor de blije briefjes klaar. En ik ga werk maken van mijn grootste belemmeringen: positiever over mezelf denken, negatieve gedachten en zorgen minder kans geven en mijn innerlijke criticus het zwijgen opleggen.

Dat lijkt me voorlopig meer dan genoeg om mee bezig te zijn. Wordt nog één keer vervolgd dus.

© Jannie Trouwborst, december 2018.

zondag 23 december 2018

Het roer moet om deel 1: de geschiedenis herhaalt zich

Het wordt tijd dat ik aan mijn stukje begin over wat ik ga doen aan de onbehaaglijke gevoelens die me belemmeren om zo onbekommerd mogelijk te genieten van mijn oude dag. Ik heb een leven lang keihard gewerkt, voor mijn gezin, voor mijn werkgevers, voor anderen. Plichtsgetrouw en perfectionistisch en nu ik met pensioen ben, maak ik er naar mijn gevoel een zooitje van. Ik zou kunnen doen waar ik zin in heb, maar dat is het vreemde: dat doe ik niet. Ik kan nergens meer gepassioneerd door raken en stort me vooral in zelf oplegde, nieuwe verplichtingen, waarvan ik me steeds meer af ga vragen waarom ik dat doe en hoeveel plezier die me nu eigenlijk geven. Met als basis: ik moet nuttig bezig zijn, vooral voor anderen.

Ik moet boekrecensies schrijven om lezers aan mooie boeken te helpen en schrijvers aan lezers. Ik moet blogjes schrijven over mooie wandelroutes om wandelaars een plezier te doen en nieuwe natuurgebieden te laten ontdekken. En blogs over films en theaterstukken die ik zag en aan anderen aan wil bevelen. Als ik wandel moet er een vuilniszak mee om de achtergelaten troep van anderen onderweg meteen op te ruimen. En dat zijn dan nog dingen die niet bij voorbaat vervelend zijn, al veranderen ze wel de beleving van de onderliggende activiteiten: onbekommerd wandelen en van de natuur genieten en lezen zonder voortdurend alert te zijn op wat er in een recensie moet komen te staan.

Daarnaast is er de opruimplicht in huis. Ik wil mijn kinderen niet achterlaten met de enorme hoeveelheid troep die ik in de loop van tientallen jaren verzameld heb. Kasten vol boeken en dozen vol foto's en dia's, zowel van mijzelf, als van mijn ouders en grootouders. En papieren, heel veel papieren. Sommige stukken zijn waardevol voor het nageslacht. Die zitten veelal al in een grote hutkoffer voor het genealogisch onderzoek. Maar er moet ook nog heel veel uitgezocht worden en weggedaan. Zonder voorwerk zouden mijn kinderen de berg niet meer kunnen overzien en vermoedelijk dingen wegdoen die nu juist bewaard zouden moeten worden. Uit pure wanhoop omdat het veel teveel is om in hun drukke levens zelf nog uit te zoeken.

Dan de tuin: de natuur bekommert zich niet om mijn gemoedstoestand en groeit vrolijk door, zolang ik niet ingrijp. Sommige kruiden grijpen hun kans, planten zaaien zich uit, fruitbomen vertonen scheuten en zijtakken die gesnoeid hadden moeten worden, de moestuin is overgenomen door van alles dat door anderen onkruid wordt genoemd, maar dat voor mij juist zulke mooie bloemen heeft of goed is voor de bijen, alleen: het weet geen maat te houden en staat elkaar te verdringen.

En zo sta ik elke ochtend moedeloos op: waar moet ik beginnen? Meestal worden dat de nuttige dingen: de was, de bedden verschonen, de administratie doen. Goed bezig, schouderklopje. Sinds kort is ook het dagelijkse wandelingetje tot de categorie nuttig verklaard, ook als ik geen flesjes of blikjes loop te rapen: het is nodig voor mijn gezondheid en die begint natuurlijk met het vorderen van de leeftijd steeds meer barstjes te vertonen. Dat geldt ook voor de Qigong oefeningen die me helpen soepel te blijven en mijn maalstroom aan gedachten even stop te zetten. Nuttig en noodzakelijk, maar met plezier? Niet altijd, want het nuttige effect toont zich alleen, als ik het een poosje oversla: rugpijn zonder de Qigong en slapeloosheid zonder de nodige hoeveelheid zonlicht overdag.

Als je niet tijdig iets aan ontspanning doet, gaat het niet goed, dat weet ik uit het verleden. Ik herinner me de periode dat mijn drie kinderen een voor een de deur uitgingen, dat er meer ruimte kwam voor wat ik zou graag zou willen doen en dat ik in een diep gat viel. Ik had mijn levenstaak volbracht: ik had mijn kinderen opgevoed tot waardevolle mensen voor onze maatschappij, die hopelijk een goede eigen weg in het leven zouden kunnen vinden. Ik was overbodig geworden. Mijn werk beviel me niet meer na een niet gewenste interne overplaatsing, maar hield me nog even op de been tot ik begreep dat niemand onmisbaar is en ook ik best gemist kon worden. Hoog tijd om na te denken over wat IK dan graag zou willen doen en toen kwam de grote klap: ik was zolang nuttig bezig geweest voor anderen, dat ik geen flauw idee meer had waar ikzelf plezier aan kon beleven. O, ik probeerde wel van alles, maar niets was meer leuk, ik had nergens meer zin in. Sloot me steeds verder af voor alles en iedereen, meldde me ziek op het werk en zat maandenlang thuis wezenloos voor me uit te staren.

Een vreselijke periode. Een paar gesprekken (max. 6 was toegestaan door de zorgverzekering) met de psycholoog leverden me weinig op. Medicijnen tegen depressiviteit wilde ik niet, bang voor de bijwerkingen of de onderdrukking van wat ik zelf moest zien op te lossen. En zo kwam uiteindelijk het wandelen op mijn pad. Ik wist mezelf ertoe te bewegen elke ochtend mijn wandelschoenen aan te trekken en te gaan lopen, zonder voorop gesteld plan. De eerste tijd liep ik onderweg alleen maar te huilen. Maar langzamerhand ontwikkelde zich aandacht voor de mooie omgeving van Voorne-Putten en werden mijn wandelingen langer, verzamelde ik historische gegevens van alle plekken en plaatsjes waar ik kwam. Maakte ik wandelroutes en beschreef wat er te zien was. Ik kreeg het gevoel weer nuttig bezig te zijn, weer iets zinvols voor anderen te kunnen doen.

Toen de tijd rijp was om contact op te nemen met het Recreatieschap, was ik bloednerveus. Kan ik dit wel? Maar ik voelde dat het mijn leven een goede wending kon geven, als ik de moed opbracht het gesprek aan te gaan. En dat deed het. In de jaren daarna schreef enkele wandelboekjes, zowel voor Voorne-Putten, als later met nog meer plezier voor de Hoeksche Waard. Ik zie ze zeer zelden: de mensen die genieten van die tochtjes en interessante weetjes lezen over de omgeving. Maar het geeft een goed gevoel te weten dat ze er zijn.

Dat was toen. En nu? Opnieuw een crisis, misschien minder heftig, maar wel weer verlammend. Daar moet iets aan gebeuren voor ik helemaal afglijd en het echt niet meer zie zitten. En weer zal ik het zelf op moeten lossen. Schrijven heeft me in het verleden enorm geholpen. En dat zal het nu ook. Ik voel het en weet het zeker. Wordt vervolgd.

© Jannie Trouwborst, december 2018.

vrijdag 21 december 2018

Het kerstdiner: Francine

Wonderbaarlijk, dat het ze toch gelukt is om weer zoveel familieleden bereid te vinden om naar hun kerstdiner te komen als je bedenkt in welke chaos het vorig jaar geëindigd is. Het is me nog altijd niet duidelijk wat er nu precies gebeurde, maar het moet gekomen zijn door een opmerking van oom Freek. Aan het eind van de lange tafel ontstond een verhitte discussie, die de gemoedelijke conversatie tussen de andere leden van het gezelschap deed verstommen.  Steeds meer mensen gingen zich ermee bemoeien: om te sussen of juist olie op het vuur te gooien. Er werd geschreeuwd en met vuisten gezwaaid, stoelen vielen om, er klonk glasgerinkel. Het laatste wat ik zag, was dat oom Freek bevend in een hoek van de kamer toekeek en huilde.

Ik heb me er niet in gemengd, griste mijn jas van de kapstok en ben vertrokken. Zonder afscheid te nemen. Ik had dan ook niet verwacht dat ik ooit nog een uitnodiging zou krijgen. En toen die een paar weken geleden toch kwam, wist ik niet zo goed wat ik zou doen. Onze familie is niet zo close. Eigenlijk zien we elkaar alleen op begrafenissen en beloven dan steeds om ook op andere, prettiger momenten weer eens bij elkaar te komen. Daarom leek het kerstdiner zo’n goed idee. Maar aangezien er dit jaar niemand is overleden, heb ik nog steeds geen idee wat er nu precies aan de hand was. Mijn nieuwsgierigheid heeft het uiteindelijk gewonnen van mijn angst voor onenigheid.

Door de verlichte ramen zie ik dat het al flink druk is binnen. Ik wacht even met aanbellen en kijk toe. Wat zijn we inmiddels met veel! Ik ken ze niet eens allemaal van naam en sommigen herken ik totaal niet. Nieuwe aanhang? Of zijn ze veranderd in de loop van de vele jaren dat ik geen contact met ze had? Tijdens zo’n uurtje in de koffiekamer van het uitvaartcentrum, als er ook veel vreemden rondlopen, is het niet altijd duidelijk wie er bij de familie hoort.

De hand waarmee ik bel, trilt. Ik haal diep adem. Kom op zeg: er wordt gelachen binnen, er is muziek, de tafel is feestelijk gedekt, ik kan altijd vluchten, als het weer fout gaat. Vooruit, mijn zondagse gezicht opzetten. Net op tijd: daar zwaait de deur open en voor ik het weet, is mijn jas aangepakt en sta ik in de hal handen te schudden en knuffels in ontvangst te nemen. Men heeft er zin in. Nu ik nog.

We gaan tafel. Bij elk bord staat een naam. Heel verstandig. Ze zullen er wel voor gezorgd hebben dat de ruziezoekers van vorig jaar niet bij elkaar in de buurt zitten. De stoelen aan beide zijden van mijn stoel zijn nog leeg. Links van mij zit Joep en rechts Francine, lees ik. Het zegt me niets, ik kan me niet herinneren dat ik een van beiden ooit ontmoet heb. Terwijl ik bij mijn schoonzus aan de andere kant van de tafel naar de kinderen informeer, heeft Joep zijn stoel gevonden. Een man van middelbare leeftijd met een driedelig kostuum en gouden manchetknopen. Elegant, maar ook wat afstandelijk. Hij blijkt de partner van een van mijn nichtjes, die minstens 20 jaar jonger is.

Dan komt ook Francine bij haar stoel aan. Ze legt haar hand op mijn schouder en noemt me bij mijn voornaam. Ik ben wat verbaasd, herken haar niet, maar bedenk dan dat mijn naam op het kaartje voor mijn bord staat. Het is een flamboyante verschijning, ze doet me denken aan Mathilde Willink. Haar jurk moet wel haast bij Fong Leng vandaan komen: goudkleurig, met een strak lijfje en een uitlopende, klokkende rok met afbeeldingen van panters en pampagras. Op de mouwen een rij strikjes en roesjes. Het lange blonde haar is gevlochten en als een krans om haar hoofd gelegd. De make-up is overdadig, vooral rond haar ogen. Ik moet erg verbaasd naar al dat vertoon gekeken hebben, want ze glimlacht me toe en drukt even geruststellend mijn hand. Haar bruine ogen twinkelen.

Ik kijk de tafel rond. Sommigen staren in onze richting, anderen praten geanimeerd met hun tafelgenoten. Het voorgerecht wordt binnen gebracht. Ik voel me ongemakkelijk. Links Joep die niet erg veel trek in converseren lijkt te hebben en rechts Francine tegen wie ik niet weet wat te zeggen. Het is een opluchting als zij het gesprek begint.

“Je herkent me echt niet hè? Geeft niet hoor, komt straks wel goed.” Die stem, die ogen. Ik kijk verward weg, zie de hand die naast de mijne op tafel ligt. Lange, slanke vingers met fraai bewerkte nagels: paars met witte stipjes. Haar handen lijken groot, maar passen eigenlijk wel bij haar rijzige gestalte. Een vreemde vrouw. Waarom herken ik haar dan niet? Zo iemand vergeet je toch niet snel?

Joep heeft een gesprek aangeknoopt met zijn andere tafelgenoot en Francine vraagt me naar mijn werk. Ik ratel er op los, terwijl mijn hersenen blijven malen. Als ze schaterlacht om een van mijn opmerkingen, stokt mijn adem. Enkele gasten kijken verbaasd onze richting op. Ik kijk opzij, ontmoet weer die twinkelende bruine ogen en dan begint het te dagen. “Ja”, zegt ze ernstig.

Het voorgerecht is op. Onze gastheer staat op en brengt een toast uit. “Op de gezondheid en het geluk van iedereen hier aanwezig”, zegt hij plechtig. Hij is blij dat we weer met zovelen aanwezig kunnen zijn, maar merkt op dat we ook mensen missen. Dit jaar gelukkig niet vanwege sterfgevallen, maar ja echtscheidingen gaan ook gewoon door. En sommigen familieleden hebben aangegeven dat ze niet meer willen komen na het dramatische einde van het vorige kerstdiner. “Gelukkig mogen we ook weer nieuwe familieleden en partners begroeten. Maar naast alle baby’s en nieuwe partners wil ik jullie kennis laten maken met een heel speciale gast. Sommigen hebben haar het afgelopen jaar al eens ontmoet. Zij wil zichzelf nu graag voorstellen aan iedereen.” Hij maakt een uitnodigend gebaar: “Francine, ga je gang”.

De hand naast mij op tafel trilt. Langzaam komt ze overeind, kijkt de tafel rond, ik zie haar slikken. Het wordt doodstil. Sommigen knikken haar bemoedigend toe, anderen kijken verbaasd of argwanend. Na een diep zucht begint ze:

“Wat ik jullie vanavond te vertellen heb, is moeilijk voor me, maar waarschijnlijk ook voor sommigen van jullie. Dat begrijp en respecteer ik. Ik wil jullie alleen vragen te wachten tot ik uitverteld ben. En om daarna te kiezen tussen het kerstdiner gezellig voortzetten of voortijdig te vertrekken.  Het spijt me dat het kerstdiner vorig jaar zo vervelend geëindigd is. Ik voel me daar deels verantwoordelijk voor. Dat moet nu anders.”

Terwijl ze spreekt, verschijnen er denkrimpels, worden wenkbrauwen gefronst. Nichtjes en neefjes beginnen nerveus te giechelen. Sommigen glimlachen naar haar. Een enkeling slaat afwerend zijn armen over elkaar. Het besef begint door te sijpelen.

Het is al ver na middernacht als er luidruchtig en vrolijk afscheid wordt genomen. “Volgend jaar bij mij”, roept één van de gasten. Opluchting overheerst. Toch zullen sommige familieleden er volgend jaar waarschijnlijk niet meer bij zijn. Ze zijn direct na de toespraak vertrokken, zonder heibel gelukkig.

Wie bleef, was verbaasd, ontroerd, nieuwsgierig,  of verward. Maar Francine was weer de warme, begripvolle persoon die ze altijd al geweest is. Ze hielp haar familieleden over hun schroom heen.

“Jullie moeten mij deze outfit maar niet kwalijk nemen”, besluit ze bij het afscheid. ” Deze overdaad aan kleding en make-up was even nodig als vermomming. Om niet meteen weer een rel te veroorzaken. Het was voor mij de enige manier om erachter toe komen wie van jullie mij zouden kunnen accepteren om wie ik ben, los van hoe ik er uit zie." 

© Jannie Trouwborst, december 2018.