"Hij heeft een mus onder zijn hoed" (wil zoveel zeggen als: hij groet nooit, neemt nooit zijn hoed voor iemand af).
Het dateert ongetwijfeld uit de tijd dat arbeiders nog hun pet (woord voor de volgende keer Carel?) afnamen voor hun patroon en dat heren een hoge hoed droegen en die afnamen om elkaar te groeten. Hoe graag ik ook oude spreekwoorden en gezegden nieuw leven in zou willen blazen, bij deze heeft dat weinig zin, dunkt me. Er zijn nog maar weinig heren met hoed, maar wie weet, als het weer in de mode komt....
Mijn reden voor het kiezen van dit spreekwoord is daarom een hele andere. Het deed mij denken aan mijn grootvader die wel zijn hoed afnam om te groeten en die nooit zonder hoed van huis ging. Ook niet als het hard waaide. Met als gevolg dat hij op gevorderde leeftijd zijn arm brak bij een val in een poging zijn hoed te grijpen die van zijn hoofd dreigde te waaien....
Mijn grootvader, die als kind mee moest maken wat de gevolgen van alcoholmisbruik zijn. Die liefdevol opgevangen werd bij zijn tante en door zijn oom opgeleid werd tot een vakbekwaam schoenmaker. Die zich samen met zijn oudste broer inzette voor de oprichting van De Blauwe Knoop: een vereniging voor voorlichting over en ter bestrijding van drankmisbruik. Die dankzij de steun van deze broer, net als zijn andere broers, door zelfstudie en heel veel discipline het verder schopte dan schoenmaker. Hij werd ambtenaar: eerst bij de douane, om al studerend zijn loopbaan te beëindigen als Inspecteur van de Belastingen in Amsterdam.
Wat heeft dat met die hoed te maken? Mijn opa nam zijn ambt heel serieus: hij diende er onberispelijk uit te zien, vond hij. De jaren van klompen en lompen lagen ver achter hem, maar bleven in zijn geheugen dichtbij. Als Inspecteur van de Belastingen droeg hij altijd een kostuum, een stropdas, manchetknopen en een HOED. Zelfs in zijn vrije tijd, zoals op de dag dat hij ons, samen met mijn oma, bezocht op het strand van Zoutelande tijdens de vakantie. Dat is een beeld dat me altijd bij blijft: temidden van een strand vol mensen in badkleding kwamen daar mijn grootouders aanlopen: hij in zijn kostuum met hoed en zij in haar netste jurk. Er zijn foto's van, maar ik kon alleen de bijgaande nog vinden. De hoed is af en het jasje uit als ze eenmaal in de strandstoel zitten. Op de andere foto staan beiden, met mijn vader, in vol ornaat op een bospad tijdens een andere vakantie.
De kleren maken de man, maar mijn opa en oma bleven hun achtergrond trouw: socialisten in hart en nieren. Oma was actief voor de Rooie Vrouwen. En Opa hielp iedereen die daar om vroeg met het invullen van de inkomstenbelasting. Hij had er zelfs een bordje voor laten maken voor bij de deur van hun etagewoning in Amsterdam-Noord. Het tarief daarvoor lag niet vast, vaak deed hij het voor niets. Tijdens het invullen werd hem wel duidelijk wie wel of niet iets missen kon. Maar veel vroeg hij er nooit voor.
Dat was dus mijn pake (=Fries voor grootvader): een onkreukbare, sociaalvoelende belastinginspecteur, netjes in pak en met een hoed waar echt geen mus onder zat.
© Jannie Trouwborst, juni 2017.
Iedere dinsdag geeft Carel de Mari op zijn blog een woord op waarmee je een spreekwoord kunt bespreken. Iedereen kan altijd meedoen. Hoe? Mag je zelf weten. Je kunt een verhaal schrijven waarin het spreekwoord een rol speelt, je kunt in de etymologie duiken en de oorsprong van het gezegde verklaren, et cetera. Plaats een link onder het blog van Carel en lees daar ook de andere bijdragen.
nu moet je niet denken dat ik dit spreekwoord kende. louter toeval dat ik voor hoed koos
BeantwoordenVerwijderen